Weinig gevaar van distelzaad
Bufferzone van 50 meter
Om de verspreiding van akkerdistelzaad naar percelen te voorkomen is er een bufferzone ingesteld van 50 meter. Gezien het zeer lage percentage zaden dat verder dan 50 meter wordt verspreid en dat ook daadwerkelijk zal kiemen, is deze zone voldoende.
Wortelstokken
De verspreiding van zaad van akkerdistel is geen grote bedreiging voor de landbouw. Toch is akkerdistel een onkruid dat grote problemen kan veroorzaken. Deze soort wortelt diep en vormt veel wortelstokken. Bovendien kunnen de distels zich via de wortelstokken vermeerderen, omdat stukjes wortel door grondbewerking worden verspreid over een perceel. Deze wortelstukjes bevatten vrijwel altijd knoppen die uitlopen en nieuwe distelplanten vormen (vegetatieve vermeerdering).
Wanneer (akker)distelzaailingen zich toch op het perceel hebben gevestigd en zijn uitgegroeid tot planten, kunnen ze wortelstokken (rhizomen) gaan vormen. Om dit te voorkomen worden bij open gewassen regelmatig in het late voorjaar (juni) tot september vooral de perceelranden aangrenzend aan een natuurgebeid nagelopen op distelplanten. Deze kunnen handmatig worden gewied of worden aangestipt met glyfosaat. Als in volggewassen toch distels opschieten, moeten deze zo snel mogelijk worden uitgegraven of opnieuw worden aangestipt met glyfosaat.
Vermeerdering van planten
Mechanische bewerkingen kunnen als zij niet op het juiste tijdstip worden uitgevoerd en/of gevolgd worden door regen juist tot vermeerdering van de (akker)distelplanten leiden. De wortelstukjes krijgen de kans om op de ogen uit te lopen. In het groeiseizoen van het gewas betekent dit herhaald schoffelen als de gemiddelde akkerdistelplant ongeveer 7-8 centimeter hoog is. Dit komt overeen met zes tot acht bewerkingen per jaar.
Uiteraard kunnen bij goed drogend weer ploegen en/of stoppelbewerking in het voor- en/of najaar ook een bestrijdend effect hebben. Wanneer de eerste bloemknoppen beginnen te verkleuren kan de berm of de strook naast de natuurrand het best worden gemaaid. Er mogen geen nieuwe open kiemplekken ontstaan.
Levensvatbaar
- Van bijvoorbeeld 100.000 zaadpluisjes bevatten er slechts 20.000 een zaadje.
- Van deze 20.000 zaadjes zijn er 4.000 tot 8.000 levensvatbaar.
- Daarvan zullen alleen bij hoge windsnelheden (krachtige wind, meer dan 5 beaufort) 40 tot 400 zaadjes verder dan 50 meter vanaf de moederplant worden verspreid.
- Van deze 40 tot 400 zaden maken er 2 tot 48 zaden kans om te kiemen, mits zij in braakliggende grond terechtkomen. Als er een gewas staat, is de kans dat een kiemplant tot een volwassen plant uitgroeit lager.
Bestrijding
Meerjarige onkruidsoorten zijn steeds moeilijker te bestrijden doordat er minder chemische bestrijdingsmogelijkheden zijn (lagere toegestane doseringen van 2,4-D en MCPA en wegvallen van de toelating van sommige toepassingen van 2,4-D). Alternatieve, niet-chemische bestrijdingsopties en -strategieën zijn in ontwikkeling. Dit vereist een ander inzicht in en kennis van de biologie van deze soorten.
Proefvelden
In 2008 is WUR (PRI en PPO-AGV) gestart met veldproeven. Aan Nederlandse boeren is gevraagd om de meest problematische wortelonkruidsoorten aan te geven. Deze zijn: akkermelkdistel, akkerdistel, akkerkers, akkermunt, haagwinde, harig wilgenroosje, heermoes, klein hoefblad, kweek, moerasandoorn, ridderzuring en veenwortel.
Met deze twaalf soorten wortelonkruiden zijn twee proefvelden aangelegd, in Wageningen (zandgrond) en in Lelystad (kleigrond), waar de onkruidsoorten per proefveld zijn uitgeplant. In de proeven worden gegevens van de fenologie (ontwikkeling vanaf zaad of wortelstok tot aan het afsterven) verzameld. Daarnaast worden er verschillende chemische, mechanische en biologische bestrijdingsmethoden getest. De eerste resultaten van deze proeven komen in 2011 beschikbaar.
Tekst: Marieke van Zeeland, Hans Hoek
Beeld: PPO