Fusariumtoxinen in granen: actie is noodzaak
In 2006 zijn Europese adviesnormen voor maximaal toelaatbare niveaus van mycotoxinen in grondstoffen voor humane voeding en veevoer vastgesteld. Johanna Fink-Gremmels, dierenarts en specialist farmacologie en toxicologie aan de faculteit Diergeneeskunde in Utrecht, vertelt dat dit voor veevoer nog geen garantie op absolute veiligheid is .
'In het belang van diergezondheid zouden de mycotoxinenormen nog verder aangescherpt moeten worden. Langdurige blootstelling aan mycotoxineniveaus onder de huidige norm kunnen nog steeds sluimerende negatieve effecten op dieren hebben.'
Verdere verlaging van de mycotoxinenormen is volgens Fink nu geen optie, omdat daarmee grote partijen graan in Europa en daarbuiten onverkoopbaar worden. 'In het belang van de diergezondheid moeten mycotoxineniveaus in granen verder omlaag'
Meer fusarium in tarwe
In de afgelopen 20 jaar werden in de tarweteelt wereldwijd steeds meer fusariumschimmels gevonden. Deze schimmels produceren mycotoxinen waarvan sommige giftig zijn voor mens en dier, als ze in te hoge niveaus in tarwe als grondstof voor voeding voorkomen. PPO-onderzoeker Huub Schepers over de oorzaak van meer fusarium in tarwe: 'Meer fusarium in Europese en Amerikaanse tarwe is waarschijnlijk te wijten aan de toenemende teelt van tarwe na maïs, een trend naar niet-kerende grondbewerking en veranderingen in de soortensamenstelling van de fusariumschimmels.'
Gezondheidsproblemen bij varkens
Dierenarts en toxicologiespecialist Fink vertelt dat de aanleiding voor het onderzoek naar mycotoxinen in granen het optreden was van acute en ernstige gezondheidsproblemen bij, met name, varkens. 'Dit speelde na 1998. Na analyse van granen bleken de niveaus van deoxynivalenol (DON) – het meest voorkomende mycotoxine in wintertarwe – in veel partijen erg hoog. Dat was het gevolg van veel regen tijdens de bloeiperiode van granen in 1997 en 1998.'
Om het risico op onaanvaardbare hoeveelheden van DON in graanproducten voor menselijke of dierlijke consumptie te beperken, werd in 1999 een limiet van 0,5 mg DON per kg graan ingesteld. Na een aantal jaren onderzoek naar negatieve effecten van mycotoxinen op dieren, stelde de Europese Unie in 2006 maximaal toelaatbare mycotoxinegehaltes voor granen vast.
Compromis
Bij het vaststellen van het maximaal toelaatbare mycotoxinegehalte werd vooral voor diervoeding gekozen voor een compromis tussen veiligheid en verkoopbaarheid van granen. Gevolg is dat de normen voor de gevoeligste diersoorten daardoor eigenlijk te hoog zijn. Voor humane levensmiddelen gelden veel strengere normen dan voor veevoeding (zie tabel). 'De Europese Commissie heeft aanbevelingen vastgelegd in verordening 2006/583/EG om de graanketen te stimuleren besmetting met fusariumtoxinen te voorkomen en terug te dringen', aldus Fink.
Aanpak aarfusarium complex
PPO-onderzoeker Huub Schepers vertelt dat de bestrijding van aarfusarium complex is, omdat er geen fungiciden bestaan die deze schimmel volledig bestrijden. 'Voor een goede aanpak is een geïntegreerde werkwijze noodzakelijk van ruime vruchtwisseling, een kerende grondbewerking, rassenkeuze en een fungicidebespuiting in de bloei. In de bestrijding van aarfusarium en het voorkomen van te hoge DON-gehaltes in wintertarwe is het kiezen van rassen die minder gevoelig zijn voor fusariumschimmels een van de belangrijkste teeltmaatregelen. We merken dat telers dat al meer doen. Ook is er een tendens om tarwerassen die heel gevoelig zijn voor aarfusarium niet meer op de rassenlijst te zetten.'
Verband aaraantasting en DON-gehalte
Uit PPO-onderzoek blijkt een duidelijk verband tussen de aaraantasting en het DON-gehalte. In een proef is een aantal rassen, verschillend in resistentie tegen fusarium, natuurlijk en zwaar geïnfecteerd met fusarium. In beide gevallen bleek het DON-gehalte lager, wanneer het resistentiecijfer hoger was. De veredeling van nieuwe, nog meer resistente tarwerassen is niet eenvoudig en duurt jaren. 'De moeilijkheid bij de verdere veredeling van fusariumresistente wintertarwerassen is dat de meest resistente rassen ook veel minder opbrengst hebben', vertelt Hein de Jong van Limagrain. 'Zo lang telers niet op te hoge DON-niveaus van graanpartijen worden afgerekend, is bij raskeuze het opbrengende vermogen van een ras vaak doorslaggevend.'
Effectiviteit bespuiting
Naast rassenkeuze is bij nat weer vóór en tijdens de bloei een bespuiting met een fungicide aan te bevelen. 'Maar dat is slechts voor 60 procent effectief', vertelt onderzoeker Schepers. 'Het juiste moment van spuiten in de juiste dosering is daarbij belangrijker dan de keuze van het middel. Gebeurt de bespuiting niet goed, dan kunnen de schimmels door stress uit verdediging juist meer mycotoxinen gaan produceren.'
Om telers te adviseren over het juiste spuitmoment, ontwikkelde PPO samen met Opticrop een model. Schepers: 'Op basis van ras, ligging van het perceel, de weersvoorspelling en de weersomstandigheden in de afgelopen periode geeft het model een voorspelling van het risico op infecties met fusarium en op overschrijding van de DON-normen in een graanperceel. Op basis van deze voorspelling kan een teler besluiten om te spuiten tegen fusarium teneinde een overschrijding van de normen te voorkomen. Zo'n 20 tot 30 telers, verspreid over Nederland, deden vorig jaar en doen dit jaar ervaring op met het waarschuwingssysteem. De ervaringen in 2008 waren goed.'
Ruime vruchtwisseling
Omdat gewasresten een belangrijke ziektebron van fusarium vormen, zijn een ruime vruchtwisseling en een kerende grondbewerking ook belangrijk in de aanpak. PPO'er Schepers adviseert daarnaast de roulatie van tarwe met maïs, graszaad en grasgroenbemesters, belangrijke waardplanten voor fusarium. Zaaizaadontsmetting beperkt de aantasting van de kiemplant en met een optimale stikstofbemesting en groeiregulatie kan legering van het gewas worden beperkt. Tenslotte leidt een nauwkeurige schoning tot een sterke vermindering van het aantal aangetaste korrels en het DON-gehalte in het af te leveren product. Korrels die zijn aangetast door fusasium zijn door verminderde korrelvulling lichter van gewicht, waardoor schoning goed mogelijk is.
Graanhandel
Niels Maris van Agrifirm vertelt dat niet elke individuele graanpartij wordt bemonsterd op DON. 'Er komen veel partijen samen in onze opslagloodsen en uit de loods trekken we monsters. Bij de inkoop en distributie van tarwe letten we er wel op welke partijen uit een 'risicogebied' komen. Bijvoorbeeld uit gebieden waar tijdens de bloei veel regen is gevallen. Het risico op hoge DON-niveaus in wintertarwe verschilt per jaar, per regio en zelfs per perceel. In alle regio's waar graantelers voor ons actief zijn, nemen we voor de oogst graanmonsters op het veld. Die analyseren we op DON. Zo kunnen we een inschatting maken van hoog- en laagrisicopartijen en daarmee rekening houden in de opslag en distributie naar de verschillende afzetkanalen. De normen verschillen per afzetkanaal en diersoort. Daarmee kun je sturen.'
Volledige afkeuring van een individuele graanpartij vanwege een te hoog DON-gehalte is volgens Maris nog niet voorgekomen. 'Een klasseverlaging van een partij is wel mogelijk. Van baktarwe naar voertarwe bijvoorbeeld. Dan beurt de teler een lagere prijs voor het product.'
Fusarium in wintertarwe
Er zijn verscheidene soorten schimmels van het geslacht Fusarium. De belangrijkste die in wintertarwe schade geven, zijn: F. graminearum, F. culmorum, F. avenaceum en Microdochium nivale, die vroeger ook wel F. nivale of sneeuwschimmel werd genoemd. De drie eerst genoemde soorten produceren het mycotoxine DON, waarbij F. graminearum het meeste DON produceert. De sneeuwschimmel produceert geen DON.
Fusariumschimmels overwinteren in de bodem en op gewasresten. Vrijkomende sporen maken nieuwe besmettingen mogelijk. Ook door besmet zaad kan de schimmel het nieuwe gewas infecteren. Verspreiding door sporen tot in de aren gebeurt door wind, van onder naar boven in het gewas of door insecten als de aargalmug. Infectie van de aar gebeurt grotendeels tijdens de bloeiperiode, waarbij nat en warm weer vlak vóór en tijdens de bloei de belangrijkste kritieke factor is. Hoe eerder fusarium de aar infecteert en hoe langer de schimmel kan groeien, hoe groter de kans op opbrengstderving en hoge DON-gehaltes in graanpartijen. De schade door aarfusarium wordt geschat op één procent lagere kilo-opbrengst per procent infectie. Dat kan oplopen tot tientallen procenten minder kilo's per hectare.
Maximumgehaltes DON voor onbewerkte granen en levensmiddelen
Product | Gehalte DON |
mg/kg product | |
Onbewerkte granen | 1,25 |
Onbewerkte harde tarwe en haver | 1,75 |
Granen, meel en bloem voor humane consumptie | 0,75 |
Deegwaren (droge) | 0,75 |
Brood, gebak, koekjes, granensnacks en ontbijtgranen | 0,5 |
Bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding voor zuigelingen en peuters | 0,2 |
Graan en graanproducten (excl. maïs) voor dierlijke voeding | 8 |
Aanvullende en volledige dierenvoeders varkens | 0,9 |
Aanvullende en volledige dierenvoeders kalveren (< 4 maand), lammeren en geitenlammeren | 2 |
Aanvullende en volledige dierenvoeders herkauwers | 5 |
Overzicht DON analyses PDV - tarwemonsters oogst 2008
In 2008 heeft het Productschap Diervoeder 19 tarwemonsters uit verschillende herkomstgebieden verzameld en geanalyseerd op DON. Indicaties voor mogelijk verhoogde waarden voor DON in tarwe zijn er voor het gebied Noord-Frankrijk - Moezel - Rijnland. In de periode 1998 – 2003 heeft het PDV een gemiddeld DON-gehalte in tarwe gemeten van 0,32 mg DON per kg tarwe. Het hoogst gemeten niveau was 7,7 mg DON per kg tarwe.
Herkomstgebied | Gehalte DON |
mg/kg product | |
Nederland | 0,7 |
Nederland | 1,18 |
Nederland | 1,18 |
Nederland | 0,39 |
Nederland | 0,63 |
Nederland | 0,69 |
Oost-Nederland | 0,52 |
Oost-Nederland | 0,12 |
Oost-Nederland | 0,44 |
Noord-Nederland | 0,1 |
Zuidwest-Nederland | 0,21 |
Frankrijk | 1,16 |
Frankrijk | 1,1 |
Noord-Frankrijk | 5,2 |
Frankrijk (Moezel) | 4,4 |
België | 0,34 |
Engeland | 0,84 |
Hongarije | 0,1 |
Duitsland (Rijnland) | 2 |
Tekst: Janet Beekman
Beeld: Jacob Melissen