'N-sensor hulpmiddel, vakmanschap blijft basis'
Geen tovermiddel
Hij woont op het bedrijf in Rodenberg, één van de drie locaties van de onderneming. 'Dat maakt meteen duidelijk dat bemesting met de Yara N-sensor geen tovermiddel is voor een gegarandeerd hoge opbrengst. De groeiomstandigheden moeten wel goed zijn. De opbrengst hangt van veel meer factoren af dan alleen de stikstofbemesting met kunstmest.'
Dreyer vertelt dat hij altijd op zoek is naar zo veel mogelijk kennis. Hij wil begrijpen wat er in de bodem en de plant gebeurt om daarmee zo goed mogelijk op een hoge opbrengst en een kwalitatief goed gewas te kunnen sturen.
Goede resultaten
De Duitse ondernemer schafte in 2003 een Yara N-sensor aan vanwege de goede wetenschappelijke resultaten met toepassing van deze techniek. Hij monteerde eerst een zogenoemde passieve N-sensor op het dak van zijn trekker. Het apparaat meet bij de bijbemestingen in het groeiseizoen het zonlicht dat het gewas reflecteert. Meting van het omgevingslicht corrigeert voor de verschillende lichtcondities. Hoe lichter de kleur van het gewas, hoe meer stikstof het daar nodig heeft en hoe meer kunstmest de strooier achter de trekker toedient. De sensor meet minieme kleurverschillen, is Dreyers ervaring. 'Ook in een op het oog egaal gewas zie je, na het strooien, op de computer soms dat de variatie in het perceel groot is. Dat betekent dat de nauwkeurigheid van de stikstofbemesting toeneemt. Je strooit simpelweg meer waar het nodig is en laat dat achterwege op plekken waar het gewas het goed doet.'
Hoge zonnestand
De passieve sensor functioneert alleen bij een relatief hoge zonnestand. Er is ook een actieve variant, de Active Light Source (ALS)-sensor. Deze heeft een eigen lichtbron voor het meten van de reflectie. Dreyer heeft deze actieve sensor aangeschaft. 'Daarmee kan ik ook 's avonds en 's nachts werken. Dat is nodig om op ons areaal de bemesting efficiënt en op tijd rond te zetten.'
Bladgroen meten
Hoeveel stikstof Dreyer per keer toedient, hangt af van de behoefte van het gewas. Op een plek waarvan hij weet dat het gewas er gemiddeld groeit, meet hij met een eenvoudig instrument het chlorofylgehalte, het bladgroen, van het vlagblad van 30 planten. De uitkomst van die meting geeft aan hoe hoog de bijbemesting moet zijn. Vervolgens corrigeert hij de hoogte van de bijbemesting naar het ras. 'Sommige rassen moeten 20 kilo extra hebben, bij andere moet de gift juist omlaag', legt Dreyer uit.
Elk jaar krijgt hij van Yara een lijst, waarop per ras staat vermeld met hoeveel hij de gift moet verhogen of verlagen. De metingen aan het vlagblad dienen ook om de
N-sensor op de trekker te kalibreren.
Homogener gewas
Dreyer is enthousiast over de resultaten van het systeem. 'Ik weet niet of we besparen op stikstof. Het ene jaar strooien we meer kunstmest, het andere jaar minder. Met de sensor strooi ik wel meer waar het nodig is en minder waar het niet nodig is. Dat leidt tot een homogener gewas en een gelijkmatige afrijping. Daardoor kunnen we vlotter oogsten en hebben we minder droogkosten. En sinds de toepassing van de sensor hebben we duidelijk minder legering.'
30 tot 50 euro extra saldo
Duitse wetenschappelijke publicaties gaven volgens Dreyer aan dat de sensor 30 tot 50 euro extra saldo per hectare kan opleveren. Of hij ook dat financiële voordeel haalt met de investering van 30.000 euro in de Yara-N-sensor en bijbehorende apparatuur en software, weet Dreyer niet. 'Ik heb geen proefveld waar ik op de ene helft de sensor gebruik en op de andere helft volgens de oude methode bemest. Dat gaat niet, want dan moet ik op de ene helft meten hoeveel het gewas nodig heeft en op de andere helft net doen of ik die informatie niet heb. Bovendien is een proefveld niet representatief voor het hele bedrijf. We hebben met veel variabelen te maken.'
Bonte grond
Dreyer heeft onder meer bonte grond, met hoogten en laagten. Ook de variatie tussen de percelen is groot. De grondkwaliteit van Duitse akkers wordt uitgedrukt in bodempunten met een maximum van 100 voor grond van superkwaliteit. De percelen van Dreyer hebben 30 tot 90 punten, de grondsoort varieert van zand tot klei. Door de grote afstand tussen de percelen en de hoogteverschillen in het gebied is er veel verschil in klimaat en dus gewasgroei. Een van de drie bedrijven ligt op de westelijke flank van het Wesergebergte, aan de rivier de Weser. 'Daar valt jaarlijks al gauw 200 millimeter méér regen dan op de hoger gelegen akkers', zegt Dreyer.
Hij is ervan overtuigd dat precisielandbouw juist op heterogene percelen, grote arealen en onder wisselende omstandigheden financieel voordeel oplevert.
Schöne bunte Bilder
Wat de moderne techniek ook oplevert, zijn 'schöne bunte Bilder', zoals Dreyer ze met een glimlach noemt. Hij krijgt gedetailleerd ingekleurde kaarten van de stikstofgiften, maar ook van onder meer het reliëf en de bodemvoorraden. 'Je kunt de informatie van die kaarten nog niet direct vertalen naar verbetering van het management op het bedrijf. Misschien later, wanneer de precisielandbouw dankzij de vele data verder is ontwikkeld. De techniek zie ik als een hulpmiddel, dat ons steeds meer kan opleveren. Maar het inzicht en het vakmanschap van de boer blijven nodig om de informatie en de plaatjes te interpreteren.'
De boer moet bijvoorbeeld bepalen welke plaats in het perceel hij gebruikt als referentie voor de rest van het perceel. Dreyer: 'Ik zoek een plek met gemiddelde groei om zo nauwkeurig en betrouwbaar mogelijk te werken. Dat vraagt om jarenlange ervaring op dezelfde akkers. Ik meet altijd op dezelfde plek om variatie in andere factoren uit te sluiten. Is die plek niet goed gekozen en zit je ernaast met de stikstofgift, dan kost dat op 600 hectare veel geld.'
Oppassen met bijmesten
De akkerbouwer moet ook de omstandigheden en de voorgeschiedenis van het perceel meewegen bij de interpretatie. 'Op akkers waar relatief veel organische mest is gebruikt en weinig regen is gevallen, moet je erg oppassen met bijmesten. Ook al ziet de sensor een grote behoefte. Zodra het gaat regenen, kan door mineralisatie plotseling veel stikstof vrijkomen. Tóch bijstrooien geeft dan kans op lokaal veel te veel stikstof met legering en ziektegevoeligheid als gevolg.'
Een akkerbouwer moet zelf veel kennis hebben van bemesting, vindt Dreyer. 'Dank zij de N-sensor ben ik er nóg bewuster mee bezig. Dat levert rendement op.'
Het bedrijf
Christian Dreyer runt op Domäne Rodenberg, een landgoed bij de Duitse plaats Rodenberg, een akkerbouwbedrijf van 1.200 hectare op drie locaties, binnen een straal van 30 kilometer. De grondsoort varieert van zand tot klei. Op 600 hectare tarwe past hij de Yara N-sensor toe. Het overige areaal bestaat uit gerst, rogge, haver, koolzaad en suikerbieten. Rodenberg was de eerste in zijn regio om met de Yara N-sensor de stikstofbemesting van zijn tarwe te optimaliseren. Inmiddels hebben drie collega's in de buurt ook een sensor aangeschaft. Dreyer kocht de Yara N-sensor via dealer en ingenieursbureau Agri Con in Jahna. Het bedrijf adviseert akkerbouwers en maakt bedrijfsspecifieke bemestingsplannen op basis van verzamelde perceelsgegevens.
Tekst: Janet Beekman
Beeld: Janet Beekman