Malaise vollegrondsgroentetelers genereert creativiteit
Aanhoudend lage prijzen
Met uitzondering van een paar gewassen kampte de hele vollegrondsgroentesector in 2009 met aanhoudend lage prijzen. Voor iedere 100 euro aan kosten kwam er gemiddeld maar 84 euro aan opbrengsten binnen, becijferde het Landbouw Economisch Instituut (LEI) begin december.
Het inkomen daalde naar 16.000 euro per bedrijf (zie figuur 1). Een dieptepunt in de afgelopen tien jaar. Bleef er in 2008 nog net wat ruimte over voor de noodzakelijke vervangingsinvesteringen, dit jaar zit zeker de helft van de bedrijven in financieel zwaar weer, zegt een LEI-medewerker in een toelichting. Een belangrijk deel van de telers zal bij de bank moeten aankloppen voor het verbeteren van de liquiditeit.
Te veel groente
Het magere resultaat van de groentetelers heeft verschillende oorzaken. De belangrijkste is de scheve verhouding tussen vraag en aanbod binnen Europa. Er was en is simpelweg te veel groente.
Daarnaast is het areaal in voor Nederland belangrijke afzetlanden verder gegroeid. Zo voorziet grootafnemer Duitsland steeds meer in zijn eigen behoefte.
Ook de ongunstige koers van de euro droeg bij aan het verliezen van exportmogelijkheden, bijvoorbeeld op landen als het Verenigd Koninkrijk, Rusland en de Scandinavische landen.
Gevolg: een stuwmeer van groenten in een markt die al in de mineur was vanwege het overaanbod uit de glastuinbouw.
Een klein aantal producten bleef ondanks de negatieve stemming overeind, waaronder asperges, broccoli en aardbeien. Telers van deze gewassen hebben het seizoen met een positief resultaat afgesloten.
Exportlanden zelfvoorzienender
Het baart de groentetelers vooral zorgen dat voor de export belangrijke landen steeds meer zelfvoorzienend worden, want puur op kostprijs concurreren is lastig, vooral omdat arbeid in Nederland relatief duur is. Niet voor niets zijn de meest arbeidsintensieve teelten al uit ons land verdwenen. Bij gewassen waar de kostprijs goed kan meekomen, moet Nederland het vooral hebben van zaken als een goed georganiseerde logistiek en een betrouwbare kwaliteit. Maar om optimaal te profiteren van deze sterke punten moet het aanbod beter worden afgestemd op de vraag. En dat is iets waar een individuele teler weinig invloed op heeft.
Creatieve telers
Gelukkig zit er een hoop beweging in de vollegrondsgroentesector. Met - en dat is nieuw - initiatieven vanuit de telers. Het zijn niet langer de bekende instituties die de veranderingen in gang zetten. In de glastuinbouwsector is deze trend al langer gaande. Steeds meer telers raken ervan doordrongen dat ze moeten samenwerken in plaats van elkaar beconcurreren.
Spruitentelers zien de onderlinge concurrentie tussen de partijen als oorzaak van de lage prijzen. De slechte kwaliteit spruiten die regelmatig in de schappen van de supermarkt belandt, komt ook voort uit de focus op prijs in plaats van kwaliteit. Dit heeft niet alleen het imago van de Hollandse spruit geschaad, het is vermoedelijk ook een belangrijke reden voor het teruglopen van de consumptie.
Spruitencollectief
In de zomer van 2009 hebben de spruitentelers het collectief 'Spruiten Vooruit' opgericht. Dit gebeurde onder begeleiding van LTO Groeiservice. Meteen bij de start sloot driekwart van de circa 300 Nederlandse spruitentelers zich aan bij het initiatief. Niet met de bedoeling het aanbod te bundelen, want dat blijkt in de praktijk vaak niet haalbaar. De aangesloten telers willen vooral marktinformatie uitwisselen en samen marktonderzoek laten doen. Ook willen zij nauwer samenwerken met de handel. De handelshuizen hebben positief gereageerd op het initiatief en verlenen hun medewerking. Het spruitencollectief heeft een onafhankelijk coördinator aangesteld die de schakel moet vormen tussen teelt en handel.
Jongen telers nemen voortouw
Dat het gelukt is om de telers op één lijn te krijgen, is te danken aan het feit dat een groepje jonge telers het voortouw heeft genomen, meent Ulko Stoll van LTO Groeiservice. 'Er zijn eerder pogingen geweest om een blok te vormen. Maar bij de oudere garde zit nogal eens oud zeer over afspraken die in het verleden zijn misgegaan. Jonge telers hebben daar geen last van. Die kijken vooruit. Zij willen met de teelt van spruiten hun boterham verdienen. Punt.'
Productontwikkeling in prei
Ook in de preisector móest iets gebeuren. Een projectgroep van 22 telers en enkele vertegenwoordigers van het Productschap Tuinbouw en LTO heeft afgelopen jaar een plan uitgewerkt onder begeleiding van adviesbureau Florpartners.
De telers willen een beter zicht op markten en prijzen. Zij hebben zich daarnaast heldere doelen gesteld op het gebied van promotie en productontwikkeling. In 2015 moet de Hollandse prei een sterk merk zijn, dat zich onderscheidt van het Belgische en Duitse product. In de huidige situatie is er sprake van een goed doch anoniem product, terwijl de Belgen met hun Flandria-prei een onderscheidend merk weten neer te zetten.
Ook moeten er over vijf jaar minimaal twee nieuwe prei-producten op de markt zijn. De noviteiten moeten de aandacht van de consument gaan trekken.
Kleinschalige keten
Daarmee is niet gezegd dat alle oplossingen uit een collectieve aanpak moeten komen. Ten eerste omdat samenwerking niet altijd slaagt. Teler Niels Zuurbier: 'Er is maar een handjevol ijsbergslatelers in Nederland. Je zou zeggen dat dat gemakkelijk praat, maar pogingen tot samenwerking zijn gestrand wegens gebrek aan vertrouwen. Misschien juist omdat er maar een paar grote bedrijven over zijn. Met een groot areaal zijn de belangen groter. Maar het blijft jammer.'
Nieuw spitskoolras
Het vennootschap waarvan Zuurbier deel uitmaakt, laat zien dat er ook op kleinere schaal nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn. Samen met een aantal andere spitskooltelers uit Noord-Holland hebben de vennoten de exclusieve rechten voor de teelt van een nieuw spitskoolras. Dit ras leent zich goed voor lange bewaring in cellen met een laag zuurstofgehalte (CA-bewaring). De werkwijze komt neer op een soort ketensamenwerking naar achteren. De veredelaar van het ras, Nickerson Zwaan, moet erop kunnen vertrouwen dat de telers het maximale uit het ras halen. Met de speciale kool kunnen de telers vervolgens beter voldoen aan de wens van afnemers om jaarrond te leveren. Hierbij worden een-op-eenrelaties met afnemers steeds belangrijker. Zuurbier: 'Maar dan moet je totaalplaatje wel kloppen: een scherpe kostprijs, een hoogwaardig product en een goede logistiek. Volgens mij moet Nederland daarin voorop kunnen lopen.'
Sterk schommelend inkomen
Het inkomen van vollegrondsgroentetelers schommelde de afgelopen tien jaren sterk. De beste resultaten werden geboekt in 2001 en 2007. Op beide jaren volgde een periode met dalende inkomens, met een absoluut dieptepunt in 2009. Volgens schattingen van het LEI komt het inkomen gemiddeld uit op 16.000 euro.
Ook in de vollegrondsgroentesector is er sprake van een zogenoemde varkenscyclus, het verschijnsel dat boeren en telers investeren in goede tijden in uitbreiding, waarna er te veel product op de markt komt, waardoor de prijzen dalen, hetgeen weer leidt tot krimp, enzovoort. Nu zijn er sterke aanwijzingen dat een herstel minder vanzelfsprekend is dan in het verleden. Door uitbreiding van de teelt in het buitenland nemen de exportmogelijkheden voor Nederlandse telers af.
Aantal bedrijven afgenomen
Ten opzichte van het jaar 2000 is het aantal bedrijven met vollegrondsgroenten met 42 procent afgenomen tot 2.910 bedrijven. Het aantal gespecialiseerde groentebedrijven daalde iets minder hard. Dat zijn er nu 980. Het gegroeide areaal laat zien dat er een enorme schaalvergroting heeft plaatsgevonden. In 2009 was er een lichte daling van het areaal, als reactie op de matige resultaten in 2008.
Creativiteit in praktijk: Samen met een aantal andere spitskooltelers uit Noord-Holland hebben Niels Zuurbier en zijn vennoten de exclusieve rechten voor de teelt van een nieuw spitskoolras.
Met het collectief 'Spruiten Vooruit' willen de aangesloten telers vooral marktinformatie uitwisselen en samen marktonderzoek laten doen. Ook willen zij nauwer samenwerken met de handel.
In 2015 moet de Hollandse prei een sterk merk zijn, dat zich onderscheidt van het Belgische en Duitse product.
Mieky Vollenberg, preiteler in Castenray: Zo houdt de preiteelt gewoon op
Na een matig seizoen in 2008 beleefden preitelers in 2009 een ronduit dramatisch jaar. In de zomer zakte de prijs voor een kilo prei zelfs even naar 15 cent per kilo. Voor Mieky en Jan Vollenberg was dat het signaal om de rooier en de spoellijn drie weken stil te zetten.
'Rooier en spoellijn stilzetten doen we niet gauw, maar het houdt een keer op', vertelt Mieky Vollenberg. 'We hebben ongeveer 40 cent nodig om uit de kosten te komen. Gelukkig had onze vaste handelaar er begrip voor. Later, bij een prijs van 25 cent, zijn we weer begonnen.'
Ook de traditioneel hogere prijzen voor de winterprei kunnen het jaar niet meer goedmaken. Tijdens de vorst, eind december, beurden de telers uit het Noord-Limburgse Castenray eventjes prijzen tussen 50 en 60 cent. Van de in totaal 25 hectare prei stond toen nog 7 hectare op het land, beschermd door een laag folie.
Niet positief over de toekomst
Vollenberg is ondanks haar vrolijke gemoed niet positief over de toekomst. 'Als het zo doorgaat, houdt de preiteelt in Nederland gewoon op. Duitsland, onze belangrijkste afzetmarkt, wordt alsmaar zelfvoorzienender. En tegen de kostprijs in de omliggende landen kunnen wij gewoon niet op. Neem alleen al de Nederlandse lonen. Laatst was hier een groep Belgische preitelers op bezoek. Die mensen beweerden voor 20 cent per kilo te kunnen telen. Dat is voor ons onmogelijk.'
Samenwerken in de keten
Het enige lichtpuntje dat Mieky ziet, is samenwerken in de keten. 'We moeten beter inspelen op de vraag. Als er morgen een supermarkt belt die zijn prei omgekeerd en achterstevoren in een doosje wil hebben, dan doen wij dat. We leveren bewust al jaren niet meer in poolbakken voor de veiling, want dat doen er al zo veel. Jammer dat we voor de prijs afhankelijk blijven van de veilingklok, ook al laat die duidelijk zien dat de verhouding tussen vraag en aanbod uit balans is.'
'Voor goede spruiten blijft plek'
Na een magere start van het seizoen lagen de telersprijzen voor spruitkool in december eindelijk boven kostprijs. 'Maar ja, om daarvan te profiteren moet je wel kunnen plukken', zegt Kees Dolleman.
In Oostelijk Flevoland, waar Kees Dolleman woont, dooide het pas op 23 december voldoende om weer te kunnen oogsten. Collega's in het Zuidwesten waren toen al een paar dagen aan de gang.
Samen met drie andere telers uit de buurt teelt Dolleman 45 hectare spruiten. De afzet verloopt via The Greenery. In overleg met haar telers heeft The Greenery een deel van de spruiten op contract vastgelegd bij de industrie. Uiteraard niet voor geweldige prijzen, maar het helpt dit jaar wel om het leed wat te verzachten.
Door de zure appel heen
De Flevolandse akkerbouwer ziet de huidige malaise in de sector als een zure appel waar hij doorheen moet. Over de toekomst is hij positief gestemd. 'Nederlandse telers kunnen tegen een redelijke kostprijs een goede kwaliteit spruiten leveren. Daar moeten we ons voordeel mee kunnen doen. Vanwege de focus op de prijs belandt er nog steeds slechte kwaliteit in de schappen. Dat verpest de markt.'
Blij met spruitencollectief
Van het pas opgerichte spruitencollectief 'Spruiten Vooruit' had hij op dit punt meer verwacht. Het samenwerkingsverband, waarbij de teler is aangesloten, heeft kwaliteitsverbetering als een van de speerpunten aangemerkt. 'Wat mij betreft zetten we daar veel zwaarder op in. Probleempartijen moet je zonder pardon van de markt halen. Maar daarvoor heb je een waterdicht controlesysteem nodig en dat zie ik nog niet zo snel gebeuren.'
Toch is Dolleman optimistisch over het nieuwe samenwerkingsverband. 'In het verleden was de spruitensector via de veiling georganiseerd. Dat systeem is om begrijpelijke redenen uit elkaar gevallen. De versnippering van het aanbod heeft echter veel problemen veroorzaakt. Ik ben blij dat de wil er nu is om die problemen samen aan te pakken.'
Tekst: Egbert Jonkheer
Freelance akkerbouwredacteur met focus op duurzame teelt. Ging na zijn opleiding Landbouwplantenteelt in Dronten en Wageningen aan de slag in de landbouwjournalistiek. In 2006 begon hij als zzp’er en is sinds die tijd nauw betrokken bij het vakblad Akkerwijzer. Het liefst is hij in het veld, om te praten met telers en onderzoekers, in binnen- en buitenland.
Beeld: Dick Breddels, Gerard Burgers, Ruud Ploeg