Meerwaarde hulpstoffen blijft vaag
Het effect van hechters, uitvloeiers en oliën op de werking van gewasbeschermingsmiddelen blijft vaag. Er is ruim tien jaar ervaring, maar onafhankelijk Nederlands onderzoek ontbreekt. Akkerbouwers en tuinders moeten vertrouwen op het etiket en op het advies van de leverancier. Als de hulpstoffen een dienst bewijzen, dan is het bij extreem nat of droog weer.
Hulpstoffen zijn bijvoorbeeld hechters die het middel op de plant houden of uitvloeiers die het middel beter verdelen. De gedachte is dat de stof de werking van het gewasbeschermingsmiddel verbetert. De producenten claimen dat met een hulpstof het effect van de bespuiting beter is. Als klap op de vuurpijl kan de hulpstof ook nog gewasbeschermingsmiddel besparen, redeneren de producenten.
Inmiddels is een breed scala aan hulpmiddelen op de markt. Er zijn stoffen met een specifieke werking of juist met een combinatie, zoals hechten, uitvloeien en de zuurgraad beïnvloeden.
Hulpstoffen hebben geen toelating nodig en er verschijnen dan ook regelmatig nieuwe middelen op de markt. Het gebruik van hulpstoffen lijkt zich te stabiliseren, na een toename in de afgelopen jaren. Nu kijken de telers, volgens adviseurs, scherper naar de spuitomstandigheden. Pas als er aanleiding is of als het etiket van het gewasbeschermingsmiddel het voorschrijft, wordt een hulpstof bijgemengd. Dat kost circa 3euro per hectare per bespuiting.
Als onkruid is afgehard, kan een hulpstof de werking van een herbicide verbeteren. Als er veel regen valt, zien de leveranciers een grotere vraag naar hechters als Grounded of Aminosol. 'Als alles vanzelf gaat, zijn de bestaande middelen zonder toevoeging voldoende', vat het hoofd gewasbeschermingsmiddelen Rob Filius van Van Iperen in Westmaas samen. De inzet van hulpstoffen is volgens hem geen vanzelfsprekendheid.
Welke hoeveelheden precies nodig zijn, is een samenspel. Kijken op het etiket, luisteren naar de leverancier of zelf experimenteren is het devies. Middelengebruik terugdringen doen de hulpstoffen niet direct, ook al wordt dat wel geclaimd door producenten. De dosering blijft bij de inzet van een hulpstof gelijk. Onafhankelijke onderzoekers doen geen uitspraken, het onderzoek in Nederland ligt praktisch stil.
In 2005 is nog wel een inventarisatie van de stoffen gemaakt door PPO. De belangrijkste conclusie was toen dat het toevoegen van hulpstoffen vooral zin heeft als de fabrikant van het gewasbeschermingsmiddel het voorschrijft, de hulpstof een bewezen werking heeft en als de spuitomstandigheden 'minder gunstig' zijn.
Betrouwbare onderzoeksresultaten zijn lastig te verzamelen. Behalve de formulering van het gewasbeschermingsmiddel zijn ook de spuit- en teeltomstandigheden van invloed op de werking van de hulpstof. Momenteel wordt op Proeftuin Zwaagdijk wel gekeken naar 'anti-stuitermiddel' Certain in kool. De eerste proeven van Zwaagdijk zijn wel bemoedigend. Certain werkt, en verbetert het effect van de bespuiting.
In Duitsland ontdekten onderzoekers van de Universiteit van Kiel dat hulpstoffen die de opname van schimmelbestrijders verbeteren, de preventieve werking van het middel weer bekorten. Dat blijkt uit veldproeven met strobilurinen en azoolfungiciden in graan. Middelen als Kenbyo staan juist bekend om de preventieve werking. In andere gewassen werd dit effect niet gevonden of bleek de preventieve werking juist weer sterker.
Inmiddels is een breed scala aan hulpmiddelen op de markt. Er zijn stoffen met een specifieke werking of juist met een combinatie, zoals hechten, uitvloeien en de zuurgraad beïnvloeden.
Hulpstoffen hebben geen toelating nodig en er verschijnen dan ook regelmatig nieuwe middelen op de markt. Het gebruik van hulpstoffen lijkt zich te stabiliseren, na een toename in de afgelopen jaren. Nu kijken de telers, volgens adviseurs, scherper naar de spuitomstandigheden. Pas als er aanleiding is of als het etiket van het gewasbeschermingsmiddel het voorschrijft, wordt een hulpstof bijgemengd. Dat kost circa 3euro per hectare per bespuiting.
Dosering blijft gelijk
Als onkruid is afgehard, kan een hulpstof de werking van een herbicide verbeteren. Als er veel regen valt, zien de leveranciers een grotere vraag naar hechters als Grounded of Aminosol. 'Als alles vanzelf gaat, zijn de bestaande middelen zonder toevoeging voldoende', vat het hoofd gewasbeschermingsmiddelen Rob Filius van Van Iperen in Westmaas samen. De inzet van hulpstoffen is volgens hem geen vanzelfsprekendheid.Welke hoeveelheden precies nodig zijn, is een samenspel. Kijken op het etiket, luisteren naar de leverancier of zelf experimenteren is het devies. Middelengebruik terugdringen doen de hulpstoffen niet direct, ook al wordt dat wel geclaimd door producenten. De dosering blijft bij de inzet van een hulpstof gelijk. Onafhankelijke onderzoekers doen geen uitspraken, het onderzoek in Nederland ligt praktisch stil.
Nauwelijk Nederlands onderzoek
De werking van de hulpstoffen wordt geraffineerder. Behalve de bekende uitvloeiers en hechters zijn er nu ook middelen die voorkomen dat spuitdruppels van het blad stuiteren. Onafhankelijk onderzoek naar de werking van de hulpstoffen is er nauwelijks nog in Nederland. 'Je bent nooit klaar. Formuleringen van gewasbeschermingsmiddelen veranderen regelmatig. Daardoor verandert ook het effect van de hulpmiddelen', verklaart onderzoeker David van der Schans. Hij keek in 2001 voor het laatst naar hulpstoffen.In 2005 is nog wel een inventarisatie van de stoffen gemaakt door PPO. De belangrijkste conclusie was toen dat het toevoegen van hulpstoffen vooral zin heeft als de fabrikant van het gewasbeschermingsmiddel het voorschrijft, de hulpstof een bewezen werking heeft en als de spuitomstandigheden 'minder gunstig' zijn.
Betrouwbare onderzoeksresultaten zijn lastig te verzamelen. Behalve de formulering van het gewasbeschermingsmiddel zijn ook de spuit- en teeltomstandigheden van invloed op de werking van de hulpstof. Momenteel wordt op Proeftuin Zwaagdijk wel gekeken naar 'anti-stuitermiddel' Certain in kool. De eerste proeven van Zwaagdijk zijn wel bemoedigend. Certain werkt, en verbetert het effect van de bespuiting.
Duitsland en België verder
In onder meer Duitsland en België wordt nog wel onderzoek gedaan. Twee jaar terug constateerde Pieter Spanoghe van de Universiteit van Gent dat olie-achtige hulpstoffen invloed hebben op de druppelgrootte van de spuitvloeistof. Die conclusie leidt nog niet tot specifieke dopadviezen bij adviseurs van tuinbouwtoeleveranciers en ook de gewasbeschermingsgids van DLV Plant rept er niet van. Daarbij moet worden gezegd dat het effect van de stoffen op de druppel juist bij lage spuitdruk zichtbaar is. Vanaf 3 bar is het verschil te verwaarlozen. DLV Plant houdt dan ook het gewasbeschermingsmiddel als uitgangspunt voor de dopkeuze.In Duitsland ontdekten onderzoekers van de Universiteit van Kiel dat hulpstoffen die de opname van schimmelbestrijders verbeteren, de preventieve werking van het middel weer bekorten. Dat blijkt uit veldproeven met strobilurinen en azoolfungiciden in graan. Middelen als Kenbyo staan juist bekend om de preventieve werking. In andere gewassen werd dit effect niet gevonden of bleek de preventieve werking juist weer sterker.
Tekst: Hans van der Lee
Beeld: Theo Tangelder, Ellen Meinen