Niet-kerende grondbewerking mét groenbemesters gaan niet

Zo min mogelijk de bodem verstoren en zo lang mogelijk de bodem bedekt houden. Dat zijn twee belangrijke principes van systemen met minder grondbewerking. Groenbemesters horen daarom bij de systemen van niet-kerende en minimale grondbewerking. Dat plaatst de akkerbouwer voor een moeilijke situatie. Hoe komt de teler in het voorjaar van deze groenbemester af als hij niet ploegt?
Conventionele akkerbouw
In de conventionele akkerbouw worden groenbemesters ondergewerkt met stoppelploegen, schijfeggen of dergelijke werktuigen. Bij niet-kerende grondbewerking en zo weinig mogelijk grondbewerking is de opzet juist om deze bewerkingen niet uit te voeren.
Voorbeelden van systemen van minder grondbewerking zijn directe zaai, ruggenteelt en minimale grondbewerking. Bij directe zaai gebeurt de grondbewerking alleen bij de zaai. Het grondoppervlak blijft maximaal bedekt. Bij het zaaien komt het zaad onder de deklaag. Bij de ruggenteelt worden de gewassen geplant of gezaaid in vooraf opgebouwde ruggen. De gewasresten bovenop de rug worden tussen de ruggen gelegd. Bij minimale grondbewerking streeft de teler naar zo weinig mogelijk bewerkingen en gebruikt hij zaaitechnieken die de grond zo weinig mogelijk verstoren.
Biologische teelt
Vooral in biologische teelten lijkt de gemakkelijkste oplossing om te kiezen voor een groenbemester die afsterft in de winter. De afgestorven bladmassa houdt de grond toch enigszins bedekt tijdens de winterperiode. Een nadeel is dan dat die groenbemesters de opgenomen stikstof niet volledig vastleggen tot het volgende voorjaar. Juist in de biologische teelt is dat ongunstig. Maar veel winterharde groenbemesters hebben een sterke neiging tot hergroei in het voorjaar en zijn mechanisch lastig te bestrijden.
Kruisbloemigen
De kruisbloemigen bieden de meeste kans in een systeem met niet-kerende grondbewerking. Vergeleken met gele mosterd is bladrammenas iets minder snel in de beginontwikkeling maar minder gevoelig voor vorst, waardoor het langer doorgroeit. Na maaien is de hergroei zeer beperkt. Wel is er een kans op een slakkenplaag. Bladkool is vergelijkbaar met bladrammenas, maar moet eerder in het seizoen de grond in.
Grassen
De grassen zijn over het algemeen lastig op een biologisch bedrijf. Slakken gedijen er goed op en de grassen hebben een sterke neiging tot hergroei. Westerwolds raaigras is de beste keuze vanwege de snelle beginontwikkeling en goede onkruidonderdrukking. De hergroei is ook minder sterk dan van Italiaans en Engels raaigras.
Granen
Wintergranen laten een minder sterke hergroei zien, als ze in het voorjaar kort worden afgemaaid. Daarmee is het een alternatief voor grassen. Bladrogge of snijrogge heeft de snelste ontwikkeling in het najaar. Triticale is weinig gevoelig voor droogte en daardoor vooral geschikt voor de droogtegevoelige zandgronden. Van Japanse haver is nog weinig bekend, maar het maakt kans door een minder sterke wintervastheid dan rogge en doordat het geen waard is voor het wortellesieaaltje.
Vlinderbloemigen
De vlinderbloemigen ontwikkelen zich doorgaans langzaam. Bij de meeste is vroeg zaaien (voor augustus) nodig om een goede gewasmassa te vormen.
Waardering van groenbemesters bij niet-kerende grondbewerking
gewassen | grondbedekking en gewasmassa in najaar | winterhardheid | N-opname en winter overdragen | hergroei na bewerken in voorjaar | totale score | zaaitijdstip |
Westerwolds raaigras | 9 | 6 | 8 | 3 | 26 | half sept. |
Italiaans raaigras | 7 | 7 | 7 | 3 | 24 | half aug. |
Engels raaigras | 5 | 8 | 5 | 3 | 24 | tot 1 aug. |
Granen | ||||||
Winterrogge | 7 | 9 | 7 | 5 | 28 | tot eind okt. |
Wintertarwe | 6 | 9 | 6 | 5 | 26 | tot eind okt. |
Triticale | 6 | 9 | 6 | 5 | 26 | tot eind okt. |
Wintergerst | 6 | 8 | 6 | 5 | 25 | tot eind okt. |
Haver | 6 | 3 | 4 | 8 | 21 | tot eind sept. |
Japanse haver | ? | ? | ? | ? | ? | tot half sept |
Kruisbloemigen | ||||||
Bladkool | 9 | 5 | 7 | 8 | 29 | tot half aug. |
Bladrammenas | 8 | 4 | 6 | 8 | 26 | tot half sept. |
Winterkoolzaad | 6 | 6 | 6 | 6 | 24 | tot half sept. |
Gele mosterd | 9 | 1 | 3 | 9 | 22 | tot eind sept. |
Vlinderbloemigen | ||||||
Wintererwt | 6 | 6 | 4 | 7 | 23 | tot half okt. |
Witte klaver | 6 | 6 | 4 | 6 | 22 | tot 1 aug. |
Perzische klaver | 7 | 4 | 4 | 7 | 22 | tot 1 aug. |
Rode klaver | 7 | 3 | 4 | 7 | 21 | tot 1 aug. |
Voederwikke | 7 | 3 | 4 | 7 | 21 | tot half aug. |
Alexandrijnse klaver | 6 | 2 | 2 | 7 | 17 | tot 1 aug. |
Overige | ||||||
Facelia | 9 | 1 | 2 | 9 | 21 | tot half aug. |
Tekst: Herma Drenth
Beeld: Ellen Meinen, Ingrid Zieverink