Bewuster omspringen met gewasbescherming
Successen
'Het project heeft zeker tot een aantal successen geleid', weet Henk Scheele, akkerbouwer in 's-Gravendeel en bestuurder van LTO Noord. Scheele was slechts zijdelings betrokken bij Schone bronnen, hij is uitgenodigd bij een bijeenkomst over de stof MCPA (onkruidbestrijder, red.) met experts uit verschillende sectoren en van betrokken instanties als waterschappen en drinkwaterbedrijven. 'Er zijn aanpassingen gedaan in het gebruik van een middel als Basagran in waterwingebieden, etiketten zijn aangepast en soms is zelfs de samenstelling van een middel veranderd om de problemen aan te pakken.'
Verbaasd over hoe water verontreinigd wordt
Ook Scheele was verbaasd toen hij hoorde via welke wegen het water verontreinigd raakt. 'De routes zijn uitvoerig bekeken, er is heel veel gemeten door de waterschappen. Zo bleek dat de stoffen soms uit het buitenland kwamen.'
In ons eigen land is de laatste jaren veel gedaan om het water schoon te houden. Driftarme doppen raken ingeburgerd, de spuitboom hangt steeds vaker op maximaal 50 centimeter boven het gewas en elke akkerbouwer is doordrongen van het belang van weinig wind tijdens het spuiten.
Aanbevelingen
Toch is een van de aanbevelingen uit het project een aanpassing van de cursus voor het Bewijs van vakbekwaamheid - voorheen spuitlicentie geheten - zodat de middelengebruikers zich bewuster zijn van de stoffen waarmee ze werken. 'Het zal best nog wel eens voorkomen dat slordig wordt gespoten, of dat niet wordt opgelet bij het reinigen van de tank. We zijn er nog niet', stelt Scheele.
Tevreden over project
De akkerbouwer tevreden over het project, dat na twee 'rondes' mogelijk een vervolg krijgt. 'Het is goed dat er vanuit het behoud van de middelen naar oplossingen is gekeken in plaats van het middel eenvoudig te verbieden. Het is goed dat er nu constructief overleg is tussen instanties als waterschappen, middelenproducenten, drinkwaterbedrijven en de overheid.'
Voorlichting
Heel mooi, maar welke concrete aanwijzingen komen er uit Schone bronnen? Er zijn de afgelopen twee jaar vijf werkzame stoffen onderzocht waar oplossing voor zijn bedacht: MCPA, dimethenamid-p (Frontier Optima), pirimifos-methyl (onder meer Actellic), dichlobenil (diverse merken onkruidkorrels) en 2,4-D (onder meer Antikiek). Uitgevonden is bijvoorbeeld dat de onkruidbestrijder dimethenamid-p in maïs vooral via uit- en afspoeling en lozingen van restanten in het water terechtkomt. Drift speelt een minder grote rol. Bewustwording via voorlichting van maïstelers en loonwerkers is het belangrijkste wapen tegen de verontreiniging.
Pirimifos-methyl
De insecticide pirimifos-methyl komt vooral in water in bollenteelt- en glastuinbouwgebieden voor. Het is de werkzame stof van Actellic, een middel dat niet is toegelaten voor een veldbespuiting. De stof zit in condenswater dat met bollenopslag over het land wordt uitgereden. Dat water moet worden gezuiverd voor het uitrijden, beveelt de werkgroep die het middel voor Schone bronnen bestudeerde aan.
Dichlobenil
De bal bij het terugdringen van het herbicide dichlobenil ligt vooral bij de groen- en terreinbeheerders zoals gemeenten. Het middel heeft geen toelating voor gebruik in akkerbouwgewassen. Uit het onderzoek van de werkgroep blijkt dat de kennis bij groen- en terreinbeheerders beperkt is.
MCPA en 2,4-D
Agrariërs zijn juist wel weer aan zet om onkruidbestrijder MCPA uit het water te houden. Drift, het weglopen van het middel en weglekken via de drainage zijn de belangrijkste wegen richting het water. Voorlichting over het gebruik van MCPA in combinatie van materialen en weersomstandigheden moet de concentraties omlaag brengen.
Hetzelfde geldt voor 2,4-D, een stof in onkruidbestrijders. Het wordt onder meer gebruikt op braakliggend bollenland en langs akkerranden. Ook hier komt de projectleiding weer met een suggestie voor een brochure op de proppen.
Toekomst
De agrariërs worden echter niet met een pak brochures of een informatieavondje met de middelenvertegenwoordiger teruggestuurd naar de veldspuit. 'Al is dat wel een prima manier om de kennis te verspreiden, want een boer haalt bijna 80 procent van zijn informatie bij de vertegenwoordiger van de fabrikant of bij de teeltbegeleider van de leverancier', weet vertegenwoordiger Aaldrik Venhuizen van Agrifirm in Meppel. 'Fabrikanten staan ook achter deze oplossingen, vertegenwoordigers ook en boeren willen ook graag volgens de regels werken.'
Het is de bedoeling de kennis evengoed wordt verspreid via het netwerk van de bedrijven die meedoen aan het project Telen met toekomst. Venhuizen: 'We haken aan waar we kunnen.' Binnen Telen met toekomst is ook een cursus gemaakt over emissieroutes van middelen naar het water. Die wordt toegevoegd aan de cursus voor het verkrijgen van het bewijs van vakbekwaamheid.
Tulpenbollen planten
Een relatief onbekende route van middelen naar het slootwater: ontsmettingsvloeistof van bollen kan van de plantmachine afdruipen.
Spuitmachine
Spuiten met een zogeheten sleepdoek beperkt drift, een bekende bron van gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater.
Akkerbouwer Henk Scheele in 's-Gravendeel was verbaasd over de wegen waarlangs gewasbeschermingsmiddelen in het water terechtkomen.
Schone bronnen, nu en in de toekomst
De basis van het project 'Schone bronnen, nu en in de toekomst' ligt in het Convenant Duurzame Gewasbescherming, dat in 2003 werd gesloten. Een van de afspraken van dat convenant was het project Schone bronnen. Daarmee moet het aantal problemen met de drinkwaterkwaliteit worden teruggedrongen en de kwaliteit van het oppervlaktewater moet omhoog.
In 2010 moet de milieubelasting van het oppervlaktewater door gewasbeschermingsmiddelen zijn teruggedrongen met 95 procent ten opzichte van 1998. In 2005 was dat reeds 86 procent. De drinkwaterdoelen zijn minder rooskleurig, maar die verantwoordelijkheid daarvoor ligt niet alleen bij de land- en tuinbouw, maar ook bij onder andere wegbeheerders. Vanaf 2015 is de Kaderrichtlijn water van kracht en dan moet alles schoon zijn.
Samenwerking
In Schone bronnen werken de Vereniging van Waterbedrijven in Nederland (Vewin), de Unie van Waterschappen, de Nederlandse Stichting voor Fytofarmacie (Nefyto) en LTO Nederland samen in een stuurgroep. Die zoekt per stof naar oorzaken van de normoverschrijdingen en de oplossingen voor de praktijk, samen met de overheid, het bedrijfsleven, kennisinstellingen en agrariërs.
De eerste ronde was Schone bronnen, daarop volgde Schone bronnen, nu en in de toekomst en momenteel wordt met de ministeries van milieu, landbouw en waterstaat gesproken over een derde ronde. Alle resultaten tot nu toe zijn te vinden op de site van het project: www.schonebronnen.nl.
Agrifirm tevreden over maatwerk
Vertegenwoordiger Aaldrik Venhuizen van Agrifirm in Meppel is eveneens bij Schone bronnen betrokken. Hij is zeer te spreken over het maatwerk waarnaar binnen het project wordt gestreefd. 'Als in een woonwijk te hard wordt gereden, stel je daar een 30-kilometerzone in. Dat wil niet zeggen dat je op de snelweg niet rustig 120 kilometer per uur kunt rijden. Er is goed gekeken naar de routes die de stoffen afleggen en daar komen concrete oplossingen uit, zoals een lekbak onder de transportwagen na het ontsmetten van bollen.'
Actellic uit condensvocht filteren
Een van de aansprekende voorbeelden uit het project Schone bronnen is de constatering dat Actellic (pirimifos-methyl) in het water wordt gevonden, terwijl het alleen tegen mijten en insecten in bollen gebruikt mag worden tijdens de bewaring. Het is toegelaten voor bol-, fust- en ruimtebehandeling. Het maximaal toelaatbaar risiconiveau is door het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB) vastgesteld op 0,002 microgram per liter water. Het PPO heeft berekend dat in een polder, waar een hectare wordt omgeven door 210 kubieke meter water, een gram pirimifos-methyl 2.380 hectare vervuilt.
Actellic wordt verneveld, waardoor het middel niet alleen op de bollen komt, maar ook op het fust. Als de kisten naderhand op het erf staan, kan het middel afspoelen. Het zit ook aan de celwanden, ventilatoren en ander klimaatbeheersingsapparatuur. Als de cel vervolgens als koeling wordt gebruikt, ontstaat condens. Het condensvocht, met daarin de stof, komt in en op de vloer of wordt buiten de cel geloosd via een pijp. Uit proeven blijkt dat door het gebruik van een filter voor het condensvocht 96 procent van de stof is op te vangen. Dat is echter onvoldoende om de norm van 0,002 gram te halen.
Tekst: Hans van der Lee
Beeld: Agrio, Rein Geleijnse