Bert Lotz, PRI: Exotisch onkruid rukt op

Wat moeten we ons bij de onkruidproblemen in arme landen voorstellen?
'Tot voor kort heb ik een onderzoeker in Zimbabwe begeleid. Hij vertelde me dat een boer 3 hectare maïs verbouwde en met zijn gezin vrijwel een dagtaak had aan het wieden. Ondanks dat harde werken, moest hij halverwege het groeiseizoen een hectare afstoten omdat hij het onkruid niet meer de baas kon. Een verspilling van zaaizaad en van de tijd en energie die hij erin had gestoken. En dat in een regio waar de productie van voldoende voedsel een knelpunt is.'
Wat kost onkruid in onze land- en tuinbouw?
'De situatie is hier gelukkig anders. We kunnen echter moeilijk zeggen hoe groot bij ons het onkruidprobleem in euro's is en of onkruid meer opbrengst kost dan de ziekten en plagen.'
Nederlandse telers hebben de onkruidbestrijding goed in de vingers. Niets aan de hand toch?
'Er is wel degelijk iets aan de hand met de onkruiden in ons land: we zien een verschuiving in het onkruidenbestand. Dat kan problemen geven.'
Wat is de oorzaak van die verschuiving?
'Er zijn twee belangrijke ontwikkelingen. Ten eerste is een aantal herbiciden verdwenen. Het werkingsspectrum van de beschikbare middelen is in het algemeen beperkter dan voorheen. Bepaalde onkruiden varen daar wel bij.
Ten tweede zien we de opkomst van meer warmteminnende soorten. Kenmerkend voor die soorten is een late kieming, vaak als de chemische bestrijding al achter de rug is. Bij een lekkere temperatuur groeien deze onkruiden heel snel. Knopkruid is zo'n late kiemer die aan de bespuitingen ontsnapt. In de biologische landbouw is knopkruid al echt een groot probleem. Maar door het ontsnappen aan bespuitingen zien we knopkruid ook steeds vaker in de gangbare landbouw.'
Het KNMI heeft gemeld dat het de negende warme zomer op rij was. Heeft de klimaatverandering hiermee te maken of speelde het al eerder?
'Daarop kan ik hooguit zeggen: we achten het waarschijnlijk dat de klimaatverandering meespeelt. Dat is een factor, naast de genoemde verandering in het middelenpakket en het feit dat de telers preciezer spuiten doordat ze zich committeren aan bepaalde doelstellingen. Maar de veranderingen in de onkruidsoorten is wel iets van de laatste jaren. De verschuiving gaat geleidelijk, zowel in Nederland als in andere landen. Dat blijkt uit Europees onderzoek waarbij het PRI is betrokken.'
Wat kan een teler doen om niet in de problemen te raken?
'Het sterke van de Nederlandse teler is dat hij veel verschillende mogelijkheden heeft om onkruiden te bestrijden. Chemisch en mechanisch. De teler moet de onkruiden pakken in hun meest gevoelige periode. Sommige onkruiden ontsnappen, bijvoorbeeld door de late kieming of door een dikke waslaag waardoor herbiciden slecht hechten. Die moeten dan alsnog zo effectief mogelijk worden aangepakt met een andere methode. Zo'n geïntegreerde bestrijding is effectief en voorkomt resistentie. Gelukkig hebben we nog geen resistentieproblemen, behalve bij duist.'
In Noord- en Zuid-Amerika hebben de telers wel last van resistentie: de zogenoemde superonkruiden, die resistent zijn tegen glyfosaat door veelvuldig gebruik van dat middel in gewassen die glyfosaatresistent zijn gemaakt. Is dat een nieuwe dreiging?
'Al in 1996 hebben we een wetenschappelijke verkenning gedaan naar de te verwachten effecten van herbicideresistente gewassen en toen gewaarschuwd voor deze problemen. In Noord- en Zuid-Amerika hebben de glyfosaatresistenties van onkruiden inmiddels geleid tot adviezen om de dosering glyfosaat te verhogen en andere middelen bij te mengen. Op wereldschaal is dit een enorme toename van de onkruidproblematiek, op kosten van de telers. Zo ver moeten we het niet laten komen.'
Is dat een doorslaggevend argument om geen genetisch gemodificeerde herbicideresistente gewassen in Europa toe te laten?
'Hier loopt het zo'n vaart niet. We hebben geen enorme oppervlakten met continuteelten van hetzelfde gewas, waar met minimale inzet van arbeid wordt geteeld. Dergelijke rassen kunnen juist iets toevoegen bij moeilijk te bestrijden onkruiden. Knolcyperus bijvoorbeeld is heel lastig. Met de huidige kennis lijkt het bestrijden met glyfosaat in een glyfosaatresistent maïsras een slagvaardig optreden. Glyfosaatresistente rassen bieden dan een extra bestrijdingsmogelijkheid, maar wel als onderdeel van de geïntegreerde bestrijding. Dat is dan ook het enige voordeel van glyfosaatresistente rassen in Nederland.'
Terugkomend op de 'conventionele' onkruiden, welke nieuwe probleemonkruiden kunnen de Nederlandse telers verwachten?
'Dat weten we niet. We hebben dit nog niet kunnen inventariseren. Bij de insecten is meer bekend. In de maïsteelt hebben we de maïsstengelboorder, die vanuit Zuid-Europa naar het noorden is gekomen, en met de maïswortelkever, die vanuit het landklimaat van Oost-Europa naar het westen is opgerukt. Beide insecten zijn warmteminnend. Onze analyse is dat ze echt duidelijk een probleem kúnnen worden. Ik zei: kúnnen.'
Maar om te weten welke nieuwe onkruiden hier een probleem kunnen geven, is het toch mogelijk om in warmere klimaten te kijken welke onkruiden ze daar als probleemonkruiden ervaren? Bijvoorbeeld in Noord-Frankrijk?
'Ik zou die analyse graag maken. Het zou erg goed zijn om hierover met het Productschap Akkerbouw, het Productschap Tuinbouw en het ministerie van LNV contact op te nemen. Nu ik dit zo vertel, lijkt het me belangrijk dat ik daar eens achteraan ga. Met de resultaten van zo'n studie kunnen we oprukkende soorten beter in de kiem smoren en blijft effectieve onkruidbestrijding ook in de toekomst betaalbaar.'
Tekst: Harma Drenth
Beeld: Ellen Meinen