Druk ziekten en plagen neemt toe
Nieuwe problemen
Behalve bekende oorzaken als gebrek aan gewasbeschermingsmiddelen, gebrek aan schone grond, kennistekort en overheidsbeleid, zijn er ook nieuwe problemen gevonden. Door de scherpe toelatingsnormen voor gewasbeschermingsmiddelen komt de bestrijding van ziekten en plagen in gevaar. Breedwerkende middelen worden schaars, waardoor selectieve of minder werkzame middelen worden gebruikt. Daardoor stijgt het middelengebruik.
Een ander beleidsprobleem is de knolcyperusverordening. Die heeft volgens de PD een averechts effect en de dienst stelt dan ook voor getroffen telers die knolcyperus melden te belonen, in plaats van te bestraffen. Behalve een teeltverbod op percelen met knolcyperus, zadelt het de teler namelijk op met allerlei verplichtingen en zelfs een rekening van 250 euro voor de controle.
Phythopthora op één
Een rondgang langs verschillende partijen in het veld maakt duidelijk dat er in de praktijk soortgelijke ervaringen zijn, al lopen de ideeën over de oorzaak uiteen. Middelenspecialist Paul Goorden van Cebeco Agrochemie houdt het op 'de warme en natte zomers' die schimmels als sclerotinia een grotere kans geven. Onderzoeker Bert Evenhuis van PPO merkt dat steeds meer alternaria in aardappelen wordt gevonden en zijn collega Huub Schepers valt hem bij: de klimaatverandering heeft effect op het aantal ziekten en plagen in aardappelen.
Plantenwetenschapper Jan Cees Goud van Wageningen Universiteit heeft een top-vijf van plantenziekten gemaakt, waarbij hij phytophthora als ergste aardappelziekte op de eerste plaats heeft gezet. Echte meeldauw en valse meeldauw staan op respectievelijk vier en vijf. De twee andere plekken worden ingenomen door iepziekte en appelschurft.
Goud: 'Ziekten als phytophthora krijgen een steeds grotere rol. Het is alleen heel lastig in te schatten of veranderingen in ziekten en plagen blijvend zijn. Is een bacteriepopulatie blijvend gewijzigd en kan de bacterie zich vervolgens aanpassen, dan hebben we er een probleem bij. Wordt het nog warmer, de winters minder koud en hogere minimumtemperaturen, dan wacht ons nog een heel ander pakket aan insecten.'
Stikstofgebrek
Volgens Goud is nu nog geen sprake van een blijvende verandering onder de insecten. 'We zien wel een duidelijke opmars van de schimmelproblemen.' Het klimaatrapport van 2005 speculeert over de toename van zieken en plagen, maar blijft op de vlakte over welke ziekten en plagen gedijen bij de hogere temperaturen. Momenteel wordt door het Planbureau voor de Leefomgeving gewerkt aan een nieuwe versie.
'Klimaatverandering? Overheidsbeleid heeft minstens zoveel effect', denkt teeltbegeleider Johnny Remijn van DLV Plant. De stikstofnormen voor kleigrond dragen volgens hem direct bij aan de toename van alternaria. 'Het gewas is kwetsbaar omdat het een gebrek aan stikstof heeft.'
Die constatering strookt met de conclusies van de PD. Dat in uien meer fusarium wordt gevonden en dat de schimmel volgens Remijn ook lastiger te is bestrijden, ligt volgens de adviseur wel aan de klimatologische veranderingen. 'Net als de komst van de coloradokever.' Als derde oorzaak noemt Remijn de schaalvergroting. 'We zien meer bacterieproblemen in de pootaardappelteelt.' De schaal maakt beheersing van bacterieziekten lastiger, meent de adviseur.
Sclerotinia
Sclerotinia ofwel rattenkeutelziekte is een voorbeeld van een schimmel die meer kans krijgt. De schimmel leeft op meerdere waardplanten en tast bijna alle tweezaadlobbige gewassen aan. Peen, sla en kool zijn in het voorjaar gevoelig. Onder koele en vochtige omstandigheden veroorzaakt sclerotina zachtrot, waarin de zwarte sclerotiën ontstaan. In peen is de schimmel te herkennen aan een wit, wollig schimmelpluis. De wortelen zelf worden zacht.
Paddestoeltjes staan aan de basis van de ziekte. Die laten sporen los. De paddestoeltjes groeien op de aangetaste plekken van de plant. Via de sporen vormen zich nieuwe paddestoeltjes via een aantasting vlak onder het grondoppervlak. Vervolgens ontstaan nieuwe sclerotiën op de delen van de plant boven de grond.
Direct spuiten bij het ontdekken van de paddestoeltjes is het devies. Een relatief dure grondbehandeling met Contans lost het probleem ook op. De teler doet er goed aan een ruime vruchtwisseling toe te passen, waarbij waardplanten uiteraard gemeden moeten worden.
Alternaria
Alternaria wordt volgens Wageningen Universiteit ook vaker gevonden in aardappelen, al is niet duidelijk hoeveel vaker de schimmel voorkomt. De schimmel zorgt voor donkere tot zwarte vlekken in het blad. Die leiden tot het afsterven van het blad met een lagere opbrengst en geïnfecteerde knollen tot gevolg. Aangetaste aardappelen zijn te herkennen aan donkere vlekken met een hoger gelegen rand.
De schimmel overwintert als spore in de grond en op loofresten. De wonden op het gewas groeien rond de bloei van de aardappelplanten verder uit. Besmetting is al aan het begin van het groeiseizoen mogelijk, want er vormen zich al snel sporen op het blad. Bij warm weer met een hoge relatieve vochtigheid sterft het gewas sneller af. Infectie treedt op in een besmet gewas als de aardappelen beschadigd raken, omdat het gewas bijvoorbeeld niet goed is afgehard of omdat er te weinig grond op de rooimat ligt. Bestrijding van de schimmel kan met phytophthora-middelen met een nevenwerking of met specifieke alternaria-bestrijders.
Erwinia
Door de erwinia-bacterie aangetaste planten blijven eerst achter in de groei. Vervolgens ontstaan krommingen en verslijmen ze vanuit het hart. De hartbladeren veranderen in een stinkende pap. Infectie vindt plaats in de grond. Beschadigde planten zijn een makkelijke prooi voor de ziekte. Hoge temperaturen en een hoge relatieve vochtigheid geven meer kans op erwinia. De bacterie is vooral te vinden op zandgronden die worden beregend.
Phytophthora
Phytophthora is in aardappelen herkenbaar aan donkere vlekken in het blad. Het is een schimmel. Die schimmel is vooral actief op de grens van het aangetaste gebied. Er ontstaat wit schimmelpluis onder vochtige omstandigheden. Bij een zware aantasting sterft het meeste blad af en stopt de productie van het gewas.
De stengel kan ook zijn aangetast. In dat geval kleuren delen bruin. De veroorzakende schimmel is in de regel te vinden in de bladoksels. Behalve de stengel kunnen ook de knollen zelf besmet raken, als de schimmelsporen met neerslag de bodem indringen. Vaak ontstaat knolrotting.
De schimmel overwintert in aangetaste knollen en in het voorjaar tasten de sporen weer gezonde planten aan. Haarden moeten worden doodgespoten. Bij broeierig weer kan de ziekte enorm uitbreiden. Besmettingshaarden moeten daarom tot een minimum worden beperkt. Na 1 juli mogen in een gewas maximaal twee opslagplanten per vierkante meter voorkomen. Gedurende de teelt is de ontwikkeling van haarden via het internet te volgens. Teeltbegeleidings-systemen geven een beeld van de ziektedruk en een spuitadvies.
Echte meeldauw
In kool is echte meeldauw te herkennen als op de bladeren, bladstelen en stam witte, poederachtige vlekken komen. Bij een forse aantasting vergeelt het blad en valt het af. Als de schimmelpluis verdwijnt, blijven zwartgeaderde plekjes achter. Op spruitkool zijn de vlekjes op de stam eerst paars. Later worden ze donkergrijs tot zwart. Het ene ras is gevoeliger dan het andere.
Valse meeldauw
Deze ziekte is terug van weggeweest. Schade in uien door deze ziekte was al voor 1938 bekend, maar na 1968 leek de ziekte weg. Sinds 1986 breidt de ziekte weer uit, voornamelijk in tweedejaars plantuien. Valse meeldauw begint met lichtgroene tot gele ovale vlekken vanaf de top van het blad. De sporen zorgen er voor dat de ziekte zich in kringen uitbreidt. Aangetaste bladen sterven af. Als het gewas voor het strijken is aangetast, kunnen de uien een te dikke hals houden. Het komt ook de bewaarbaarheid niet ten goede.
De schimmel overwintert in uien, op het veld of in de bewaring. In het voorjaar worden weer nieuwe uien besmet. De schimmel kan ook op zaad overleven en de rustsporen kunnen jarenlang overleven in de grond.
Het weer speelt een belangrijke rol in de groei en verspreiding van de schimmel. Als de relatieve luchtvochtigheid 4 uur voor zonsopgang boven de 95 procent ligt, bij een temperatuur tussen de 4 en 24 graden, komen de sporen vrij. Mits de temperatuur de dag ervoor onder de 23 graden lag en er nauwelijks neerslag is gevallen aan het begin van de nacht. Op een drijfnat blad slaan de sporen niet aan. Eén tot twee uur na zonsopgang worden de sporen verspreid. Die hebben een kort leven. Als er te weinig vocht is, breekt de schimmel niet uit.
Om de schimmelaantasting te voorkomen, moet afval worden vernietigd of afgedekt. De aantasting op plantuitjes is met een warm-waterbehandeling terug te dringen. Het is ook aan te raden een ras te gebruiken dat sterk is tegen valse meeldauw of zelfs resistent.
Coloradokever
Het geelzwart gestreepte coloradokevertje van ongeveer een centimeter lang tast in eerste instantie de kantrijen van het perceel aan. Het zet eitjes af aan de onderkant van de plant. Ze duiken op in percelen waar aardappelen hebben gestaan of aardappelopslag is te vinden. De eitjes zijn oranje en de vraatzuchtige larven komen na ongeveer twintig dagen tevoorschijn. Ze vreten alles op, tot alleen de stengels en nerven overblijven.
Na drie tot vijf weken kruipen de larven in de grond en in de loop van juli of augustus komt de volgende generatie te voorschijn. In warme zomers kan er nog een generatie volgen. Aan het einde van de zomer kruipen ze naar een diepte van twintig tot vijftig centimeter om te overwinteren. De kever doet het goed op lichte gronden. Bestrijding is verplicht met een insecticide.
Fusarium
Droogrot ofwel fusarium is eerst te zien aan kleine bruine vlekjes op de knol, die overgaan in droogrot. De concentrische ringen zijn kenmerkend voor het ziektebeeld. De schimmel komt vooral voor op de knol, maar er zijn ook fusariumsoorten die in de grond leven. Verwondingen van de knol zijn de poorten voor de schimmel. Infectie kan ook plaatsvinden via kisten, werktuigen of in de bewaring. Aangetaste knollen zijn ook vatbaar voor erwinia. Besmette knollen kunnen een slechte opkomst geven, met een hol gewas en verwelkte stengels.
Met het voorkomen van beschadigingen is de kans op de schimmel te verkleinen. Er zijn fungicides die bij het inschuren kunnen worden gebruikt. Verdachte pootgoedpartijen niet afkiemen, is het devies.
Tekst: Hans van der Lee
Beeld: PPO, Egbert Jonkheer