Voorkom resistentie door variatie middelen
Zelf zorgen voor minder resistentie
Akkerbouwers kunnen er zelf voor zorgen dat de opmars van resistentie minder snel gaat. Dat is noodzakelijk, vindt Van de Vlugt. „Een nieuw middel toegelaten krijgen, wordt steeds lastiger en daarom is het middelenpakket smal. Verkeerd gebruik zorgt voor een snellere afname van de toch al kleine hoeveelheid beschikbare middelen.' Hoe minder variatie er is in gewasbeschermingsmiddelen, des te groter de kans op resistentie.
Let op dosering etiket
De meest gemaakte fout die resistentie in de hand werkt, is volgens Van de Vlugt het negeren van de dosering op het etiket. Bij een te hoge dosering is vaak wel een langere werking van het middel te zien, maar dat geeft de schimmel, het insect of het onkruid ook langer de kans om zich aan te passen.
Een te lage dosering heeft als gevolg dat er meer behandelingen nodig zijn. Daardoor wordt uiteindelijk meer middel gebruikt en het effect is hetzelfde als bij een te hoge dosering: meer tijd om aan te passen. 'Houd daarom de dosering op het etiket aan. Bij het bepalen van die dosering is juist rekening gehouden met de kans op resistentie.'
Roundup
Producent Monsanto van Roundup kampt sinds 1996 met resistentieproblemen. Om te voorkomen dat het middel op basis van glyfosaat onbruikbaar wordt, spoort het bedrijf akkerbouwers aan om aan resistentiemanagement te doen. Het bedrijf adviseert onder meer met een schone akker te beginnen, door te schoffelen of te spuiten met 2,4-D. Ook wordt aangeraden om bij bespuitingen ná opkomst van het gewas Roundup te combineren met een ander herbicide.
Middelen niet te veel afwisselen
Bayer Crop Science raadt op de website van het bedrijf aan om resistentiegevaren te verwerken in het gewasbeschermingsmiddelenplan dat een teler voor het seizoen maakt. Daarbij wordt aangeraden middelen af te wisselen, maar niet te veel. 'Het is beter enkele malen achtereen hetzelfde middel of middelen uit dezelfde resistentiegroep in te zetten. Zo wordt vermeden dat de cyclus van een schimmel of een insect met verschillende resistentiemechanismen wordt geconfronteerd, waardoor een snelle opbouw van resistentie mogelijk wordt.'
Mengen van middelen
Het mengen van middelen verhoogt eveneens de kans op resistentie. De meeste producenten waarschuwen: met een mix van middelen is soms krachtiger op te treden tegen allerlei ongerief in het gewas, maar er wordt in één keer een aantal groepen middelen op de indringer losgelaten. Er gaan tegelijk specifiek monogene, polygenen en aspecifieke middelen over het gewas. De eerste groep werkt op één punt, zoals Ridomil, Folio Gold, Topsin, Rovral en pyrethroïden. Polygene middelen pakken het probleem op meerdere fronten aan, zoals Horizon, Score, Rudis en andere middelen uit de groep ergosterol biosynthese remmers (ebr's). Aspecifieke of multislide middelen, zoals Captan, Maneb en Daconil, zijn breedwerkend en resistentie is zo goed als onmogelijk. Van de Vlugt: 'Daar staat tegenover dat de werking ook minder is, vooral als de druk hoog is.'
Variëren van groepen
Resistentiemanagement is onder meer variëren in het gebruik van de verschillende groepen. In een keer twee of drie groepen gebruiken is dus zonde', vindt Van de Vlugt.
Tegen de middelen uit de eerste groep ontstaat uiteraard het gemakkelijkst resistentie. Het onkruid, het insect of de schimmel hoeft zich maar op één punt aan te passen. Bij de tweede groep is de kans op resistentie kleiner.
Wie wil variëren in het middelengebruik, doet er goed aan na te gaan tot welke groep de middelen behoren. Kruisresistentie, ofwel resistentie voor de werkzame stof in middelen uit dezelfde groep ligt op de loer als te vaak middelen uit één groep worden gebruikt.
Wie toch een mix in de tank gooit, dient op de werkingsduur van de middelen te letten. Als de middelen niet even lang werken, treedt eerder resistentie op voor het langstwerkende middel.
Vaststellen schadedrempel
Op het etiket staat ook hoe vaak het middel mag worden toegepast. Een beperking in het aantal toepassingen heeft behalve met milieu-effecten ook met resistentiegevaar te maken. Van de Vlugt waarschuwt: 'Het heeft geen zin om naar verwante middelen te grijpen als je al aan het maximum aantal toepassingen zit. Als je al drie keer Score hebt gebruikt, werkt het inzetten van een ander middel uit de ebr-groep resistentie in de hand.' Het vaststellen van een schadedrempel of een waarschuwingssysteem voor een plaag is een manier om bij een beperkt aantal toepassingen toch op het juiste moment te spuiten.
Aan het gebruik van een schadedrempel kleeft ook weer een nadeel, want dan is een curatief middel nodig om het probleem te bestrijden. Het nadeel van curatieve middelen is dat ze sterker zijn dan preventieve middelen, waardoor hetzelfde gevaar dreigt als bij een te hoge dosering.
Supermarkt en milieulobby
De supermarkt en de milieulobby spelen tenslotte ook een grote rol bij resistentiemanagement. Doordat een aantal supermarkten zeer strenge residu-eisen heeft, vallen soms door een verbod op een werkzame stof hele groepen middelen weg. Van de Vlugt: 'Minder afwisselingsmogelijkheden is het gevolg, dus een grotere kans op resistentie.'
Let op werkingsduur en dosering
Wie een mix in de tank gooit, moet op de werkingsduur van de middelen letten. Als de middelen niet even lang werken, treedt eerder resistentie op voor het langstwerkende middel.
Houd de dosering op het etiket aan. Bij het bepalen van die dosering is juist rekening gehouden met de kans op resistentie.
Toename resistentie
Sinds de jaren zestig neemt het aantal resistente insecten toe en sinds de jaren zeventig groeit ook de hoeveelheid resistente schimmels en onkruiden. De oorzaak is te vinden bij de redelijk eenzijdige manier waarop gewasbeschermingmiddelen bij de bestrijding van insecten en schimmels werken. De werkzame stof tast vooral de organen aan van het insect en ook een schimmel heeft een soort organen. Juist door de eenzijdige werking van de middelen kunnen insecten en schimmels zich uiteindelijk wapenen. Een verandering van het DNA zorgt voor een verminderde gevoeligheid.
Groepen en variatie
Om schimmels te bestrijden, staan de teler ongeveer elf middelen uit vijf verschillende groepen ter beschikking. Voor mycosphaerella bijvoorbeeld kun je alleen kiezen uit middelen op basis van triazolen of van strobilurinen, voor phythophthora alleen uit middelen uit de carbonzuuramideklasse.
Telers kunnen wel maatregelen treffen die een kleiner beroep op de schimmelbestrijders doen. Voorzichtig omspringen met gewasresten is de belangrijkste. Syngenta-vertegenwoordiger Hans van de Vlugt: 'Mycosphaerella overleeft op gewasresten. Als je daar vanaf wilt, moet je de resten diep onderploegen. Niet spitten! Witte roest overleeft in de grond, valse meeldauw kan drie jaar overleven op rustsporen in de grond en op gewasresten. Met het onderwerken van besmette gewasresten bouw je dus een flinke schimmeldruk op.'
Tekst: Hans van der Lee
Beeld: Ellen Meinen