Gebrek aan sporenelementen
Veel elementen zorgen bij akkerbouwgewassen nauwelijks voor problemen. Enkele springen er uit. De sporenelementen die in vrijwel alle akkerbouwgewassen extra aandacht vragen, zijn magnesium, zwavel en mangaan.
Magnesium
Magnesium zit onder meer in bladgroen. Een tekort aan magnesium leidt tot een gele kleur van het blad. Het blad tussen de nerven wordt geel. Die verkleuring is het eerst te zien in de oude bladeren. Magnesium wordt van deze bladeren naar de jongere bladeren getransporteerd.
Magnesiumgebrek
Magnesiumgebrek komt vooral voor op zandgronden met weinig organische stof en een lage pH. Bij een lage pH neemt de plant minder magnesium op doordat het deels wordt verdrongen door calcium en mangaan. Bovendien lost magnesium bij een lage pH beter op, waardoor het sneller uitspoelt en de bodemvoorraad afneemt.
Op zand- en dalgrond kan per jaar 20 kg magnesiumoxide uitspoelen. Op kalkrijke kleigrond komt magnesiumgebrek voor doordat de bodemvoorraad te gering is of doordat weinig magnesium beschikbaar is door de hoge pH. Bij een pH hoger dan 7 is magnesium steeds moeilijker beschikbaar.
Temperatuur
Ook temperatuur speelt een rol. Bij lage temperaturen neemt de plant minder magnesium op doordat de concentratie van het element in het bodemvocht lager is en de plant tegelijkertijd minder verdampt en dus ook minder bodemvocht opneemt.
Tot slot is kali een antagonist. Dat betekent dat de plant óf magnesium óf kali opneemt. Bij een hoge voorraad kali neemt de plant naar verhouding minder magnesium op, waardoor een tekort kan ontstaan.
Bemesting
Als een bemesting met magnesium nodig is, dan staat dat op een bemestingsadvies uitgedrukt in kg MgO per hectare, toegediend in de vorm van magnesiumsulfaat (MgSO4) per hectare. De werking van magnesiumcarbonaat (MgCO3) is de helft van die van magnesiumsulfaat als het in het najaar wordt toegediend en een kwart als het in het voorjaar wordt toegediend. Magnesiumcarbonaat heeft wel een langere nawerking dan magnesiumsulfaat. De onderhoudsbemesting bij een bouwvoor van 20 centimeter is rond 50 kg MgO per hectare.
Zwavel
Door de dalende zwaveldepositie, minder gebruik van zwavelhoudende meststoffen en hogere opbrengsten neemt de kans op zwavelgebrek toe. In het Noorden en Oosten is de depositie lager dan in het zuidwesten van Nederland. Het risico op tekorten is het grootst in het voorjaar, wanneer de mineralisatie nog niet op gang is gekomen, op lichte gronden die gevoelig zijn voor uitspoeling.
Mineralisatie
Elk jaar komt zwavel vrij in de bodem door mineralisatie. Die mineralisatie gaat sneller bij hogere temperaturen. Daardoor komt de zwavel vooral vrij in de tweede helft van het groeiseizoen. Dat kan bij granen problemen opleveren. Granen hebben vooral in het voorjaar behoefte aan zwavel. Er kan een gebrek ontstaan zelfs als er voldoende voorraad is. Algemeen advies is een startgift van 35 kg per hectare.
Zwavelgebrek
Zwavelgebrek leidt tot een trage beginontwikkeling van het gewas en een minder groene bladkleur. Doordat zwavel slecht mobiel is in de plant, kleuren vooral de jonge bladeren wat lichter. Daarin is zwavelgebrek te onderscheiden van stikstofgebrek; dat laatste is vooral zichtbaar in het oudere blad.
Ook bij graszaadgewassen, met name de percelen die voor een tweede of latere zaadoogst worden aangehouden, bestaat de indruk dat bij zwavelgebrek de begingroei in het voorjaar traag op gang komt. In proeven op lichte zavelgronden met een laag zwavelleverend vermogen (minder dan 5 kg per hectare) in Noord-Nederland en een geschatte neerslag van 30 kg per hectare had een zwavelgift een positief effect op de zaadopbrengst. Bij een lagere zwavelaanvoer luidt het advies om een bemesting met 10 tot 20 kg zwavel per hectare uit te voeren.
Mangaan
Mangaangebrek in een plant geeft lichte vlekken op het blad. Het lijkt op magnesiumgebrek, maar mangaangebrek is vooral zichtbaar in de jongste bladeren. Dat komt doordat mangaan in de plant weinig mobiel is.
Oorzaak mangaangebrek
De bodems in Nederland zijn relatief rijk aan mangaan. Dat toch regelmatig mangaangebrek voorkomt, ligt aan de pH en het organische stofgehalte. Organische stof bindt mangaan. Bij een hoog gehalte kan mangaangebrek optreden. Bovendien is de kans op mangaangebrek redelijk groot op gronden met een pH hoger dan 6,2 zoals klei en zavel. Vooral onder schrale, droge omstandigheden treedt mangaangebrek op. Op kalkrijke gronden wordt mangaan bovendien vastgelegd.
Bemestingsadvies
Door de slechte beschikbaarheid van mangaan, zeker bij hogere pH-waarden, wordt bij mangaangebrek gewasbespuitingen geadviseerd. Daarbij werken enkele bespuitingen met een relatief lage dosering vaak beter dan een hoge dosering in één keer.
Borium
Boriumgebrek komt vooral voor op zand-, dal- en lössgronden. Een hoge pH (hoger dan 5,8) en droogte werken boriumgebrek in de hand. Kleigronden zijn van nature boriumrijk, hoewel in een droge periode zich ook problemen kunnen voordoen op lichte gronden. Door droogte en warmte is borium minder goed opneembaar. Een boriumbemesting kan voor het zaaien met vaste meststoffen of na het zaaien met vloeibare meststoffen. Voor bieten met boriumgebrek (hartrot) is een reparatiebemesting te laat.
Mangaan in suikerbieten
Mangaangebrek is in suikerbieten op zand- en dalgrond het eerst zichtbaar op humusarme delen van het perceel. Daar zorgt bekalking namelijk voor een sterkere stijging van de pH dan op de rest van het perceel. Ook op klei- en zavelgrond kan mangaangebrek optreden.
Symptomen
De eerste symptomen in bieten zijn de lichte vlekjes op de jongere bladeren. Blijft het gebrek, dan kunnen de vlekjes verkleuren naar zilverachtig en later bruin. De plekjes drogen in en er ontstaan gaatjes in het blad.
Bemestingsadvies
De eerste vlekjes kunnen spontaan verdwijnen als de opneembaarheid van mangaan verbetert, bijvoorbeeld door neerslag. Blijft het tekort zichtbaar, dan kunnen bladbespuitingen met mangaan de mangaantekorten snel laten verdwijnen. Het advies is een bespuiting uit te voeren bij een gebrek rond het zesbladstadium en het vermoeden dat het gebrek lang zal duren.
Over de gevolgen van mangaangebrek voor de opbrengst spreken onderzoeken elkaar tegen. De een meldt dat mangaantekort zelden leidt tot opbrengstderving, een ander onderzoek meldt een opbrengstderving van tien procent suikeropbrengst bij een ernstig mangaangebrek. Daarbij spelen onder meer rasinvloeden een rol.
Magnesium in suikerbieten
Doordat bieten diep wortelen, komt magnesiumgebrek in suikerbieten niet vaak voor. Het lijkt erop dat het wel steeds vaker voorkomt op percelen met besmettingen met het witte bietencysteaaltje. Een verklaring is dat het beschadigde wortelstelsel te weinig magnesium kan opnemen. Vooral in droge jaren neemt de kans op tekorten op percelen met aaltjesbesmetting toe.
Bemestingsadvies
Op zand-, dal- en lössgrond kan een bemesting met magnesium nodig zijn. Dat kan in het voorjaar met magnesiumhoudende korrelmeststoffen of in het groeiseizoen met bladmeststoffen. Voor kleigrond geldt geen bemestingsadvies aan de hand van grondonderzoek.
Tekst: Harma Drenth
Beeld: IRS, Ellen Meinen