'Ons belang is ook belang van boer en tuinder'
Zonder stress
Eind 2010, bijna tien jaar later, is dat voltooid verleden tijd. 'Best wel plezierig zonder de stress van die eerste jaren', zo geeft Tommel (oud-Tweede Kamerlid en staatssecretaris namens D66) eerlijk toe. Waarom 'zijn' in Wageningen gevestigde CTGB nu nog maar zelden de publiciteit haalt, kan hij goed verklaren. 'Er is maatschappelijk veel meer vertrouwen in de strenge regels die wij heel strikt hanteren. En daarnaast hebben de supermarkten eigenlijk nog strengere regels dan wij. Uit een oogpunt van marketing richting het publiek. De brede ongerustheid over residuen is dus verdwenen, een goede zaak.'
Knelpunten
In sectoren als de akkerbouw, de vollegronds- en boomteelt komt een al dan niet acuut of dreigend gebrek aan een goed gewasbeschermingsmiddel nog wel eens voor. Tommel heeft ook daar een verklaring voor. 'Kleinere knelpunten zijn er incidenteel altijd wel, meestal door een samenloop van omstandigheden en bij kleine teelten. Maar er is natuurlijk altijd wat vrees bij een verandering van de regels. Die is meestal een jaartje na de invoering ook vanzelf weer verdwenen.
Neem nu de nieuwe Europese verordening. Dan hoor je direct de roep vanuit de landbouw of die nieuwe richtlijnen niet te streng zijn. En er dus te veel middelen verboden worden met alle gevolgen van dien. Net als de minister kijken wij op dit moment naar de mogelijke gevolgen, we hebben tenslotte veel kennis in huis. Ons lijkt het allemaal wel mee te vallen. Dat toch in de landbouw altijd die latente angst blijft bestaan voor een tekort aan toegestane middelen snap ik best.'
Vertrouwen in boer en tuinder
De CTGB-voorzitter is op zijn beurt goed te spreken over de landbouw. 'Ik heb veel vertrouwen in de Nederlandse boer en tuinder, die paar negatieve uitzonderingen daargelaten. Die heb je in elke sector helaas. Maar de kennis over middelengebruik is hier groot, boeren kennen de risico's. En hun boerenorganisaties weten heel goed de fabrikanten, verenigd in de Nefyto, te vinden als er een probleem dreigt. Van ons als CTGB mogen ze dan extra snelheid verwachten bij de behandeling van een toelating. Die toelatingstermijnen zijn ook steeds korter geworden. Toen ik op 1 januari 2000 binnenkwam, was het echt verschrikkelijk. Door interne ruzies lagen sommige aanvragen er al zeven jaar! Ik ben toen meteen begonnen met het zetten van een heleboel handtekeningen, dat had in de jaren daarvoor, toen het nog een LNV-dienst was, niemand meer gewild of gedurfd.'
Rechtszaak
In die beginjaren na de eeuwwisseling kwam er ook bijna automatisch een rechtszaak van natuur- en milieugroepen bij elke nieuwe toelating van een middel. Tommel: 'Ik denk dat het nu nog maar één keer per jaar is. Of nog minder. Destijds werden bijna al die bezwaren door de rechters wel afgewezen, maar het vergde heel veel energie en tijd. Net als met al die Kamervragen toen, dat waren ten dele ook echte politieke spelletjes. Dierenwelzijn, milieu, zoönoses en antibiotica lijken de aandacht overgenomen te hebben.'
Over de grenzen kijken
Het CTGB kijkt anno 2010 vooral over de grenzen. En dat heeft te maken met de EU-regels voor gewasbeschermingsmiddelen. Elk land kan daarnaast nog extra nationale eisen stellen, de bij veel boeren en tuinders beruchte 'kop' op de Europese regels. Het nieuwe kabinet heeft al aangekondigd dat die extra regels moeten verdwijnen zodat de Nederlandse boeren en tuinders eerlijk kunnen concurreren. Het vaak genoemde spelen op een gelijk speelveld dus.
'Ik heb dat ook gelezen in het regeerakkoord, al zijn die teksten nog wat vaag. Het verdwijnen van die nationale kop op de Europese regels zou voor ons een opluchting zijn. En het kan volgens ons ook. De consument loopt echt niet meer risico als extra nationale regels verdwijnen, want met de voedselveiligheid gaan we niet sjoemelen. We hebben als CTGB bij alle landbouwministers er altijd al voor gepleit dat Nederland zich beperkt tot een minimale kop bovenop de EU-regels. Het is gewoon moeilijk uit te leggen dat een middel in België mag en hier niet.'
Erkenning
Daarbij komt nog de wederzijdse erkenning. Heel simpel gezegd, als een gewasbeschermingsmiddel in een land in een bepaalde (klimaat)zone toegelaten wordt, kan op grond van die toelating ook een toelating in een ander land in dezelfde zone worden aangevraagd. Dan hoeven alleen nog de nationale specifieke aspecten beoordeeld te worden.
Omdat deze nationale eisen in Nederland relatief hoog zijn, bestaat het risico dat een middel hier niet óf alleen op grond van extra studies (die door de aanvrager uitgevoerd moeten worden) toegelaten wordt.
'Als een aanvraag hier dus voldoet aan de Europese wetgeving, maar niet aan de extra Nederlandse eisen, stagneert alles. Die aanvraag mag dan niet in een ander land behandeld worden. Je loopt dus het risico dat zo'n fabrikant van tevoren uitwijkt naar andere landen in deze klimaatzone, de Centrale zone. Daar komt nog bij dat hier een toelating kostendekkend moet zijn. En dat is dus een flink bedrag voor de indiener want wij krijgen geen subsidie. Of dat in andere landen ook zo is, weten we niet. Je loopt daarmee als CTGB het risico dat wij hier werk en dus hoogwaardige kennis en banen kwijtraken, terwijl wij juist een Europees vooraanstaand kennisinstituut willen blijven. We worden in Nederland zeker internationaal gewaardeerd. Wij krijgen hier al vragen vanuit China, maar ook uit Europese landen om onze kennis over procedures en richtlijnen voor beoordelingen over te dragen.'
Openbaar
Dick Tommel kent nog een groot verschil tussen het in Wageningen gevestigde CTGB (met zo'n tachtig werknemers) en de collega-instellingen in andere EU-landen. 'Bij ons zijn in tegenstelling tot de meeste landen alle beoordelingen openbaar. Dat geeft een volledig inzicht in de gevolgde procedures.'
Door die verschillen met de andere Europese toelatingsinstellingen is zijn organisatie in het nadeel en dat betekent een zeker risico, al relativeert Tommel dat meteen. 'Het is nu zeker nog niet zover, maar dat zou in de toekomst wel kunnen gebeuren. Met alle gevolgen voor de hier aanwezige kennis en werkgelegenheid.'
Gezamenlijk belang
Maar dat argument zal op de gemiddelde Nederlandse boer en tuinder weinig indruk maken. 'Toch denk ik dat ons belang ook het belang van diezelfde boer en tuinder is. Wij hebben hier heel goede contacten met fabrikanten en boerenorganisaties, daar praten we voortdurend mee. We kunnen dus heel snel een tandje bijzetten als dat nodig is, zelfs midden in het groeiseizoen. We praten met alle partijen en weten precies wanneer er voor een middel voorrang nodig is. Zonder dat we dus sjoemelen met de regels, voedselveiligheid blijft altijd voorop staan. Het bestaan van een Nederlandse toelatingsinstantie is voor de agrarische sector van groot belang. Naar onze collega-instellingen in Bonn en York is het een stuk verder.'
Kabinetsplannen
Over de kabinetsplannen om het ministerie van LNV op te laten gaan in een ministerie met Economische Zaken houdt Tommel zich diplomatiek op de vlakte. 'Belangrijker dan de vraag of er een aparte minister van Landbouw is, is de vraag of er een goede minister wordt benoemd. Bovendien hebben we altijd goede contacten met meerdere ministeries gehad, nooit een probleem. Het is heel simpel, Den Haag bepaalt de regels en wij volgen die. Politieke kleur is voor het CTGB niet van belang. Wat wel duidelijk is, als wij moeten afslanken, dan gaan toelatingen weer langer duren. Want dan moet je hetzelfde werk met minder mensen doen. Ik hoop dan ook echt dat iedereen z'n verstand gebruikt. Dat is ook in het belang van de boer."
Sinds de verzelfstandiging (vanuit het ministerie van LNV) op 1 januari 2000 is Dick Tommel voorzitter van het College Toelating Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (CTGB) in Wageningen. 'Ons belang is ook dat van de boer en tuinder in dit land.'
Tekst: Lauk Bouhuijzen
Beeld: Susan Rexwinkel