Aanpassing aaltjesschema voor suikerbieten
Paratrichodorus teres
Vrijlevende aaltjes kunnen voorkomen op lichte gronden met een afslibbaarheid van 20 procent of lager. Van de 30.000 hectare die in Nederland gevoelig is voor Paratrichodorus teres ligt 18.000 hectare in Flevoland en Noord-Holland.
Namens het actieplan Aaltjesbeheersing begeleidde onderzoeker Hans Hoek vorige week een aaltjesbijeenkomst voor akkerbouwers uit de omgeving van Biddinghuizen (Fl.). Aanwezige telers kampten met besmettingen van het vrijlevende aaltje P. teres op gediepploegde gronden.
Opbrengstdaling voorkomen
Door een combinatie van beheersmaatregelen is opbrengstdaling door vrijlevende aaltjes volgens Hoek te voorkomen. Een doordachte gewasrotatie kan schade beperken door een slechte waardplant vóór een schadegevoelig gewas te telen. Zo kan het verstandig zijn om bij een besmetting met P. teres bieten na aardappelen te telen. Aardappelen vermeerderen deze aaltjessoort weinig, terwijl bieten schadegevoelig zijn. De groenbemester bladrammenas verlaagt ook de besmetting van P. teres en bovendien de besmetting van tabaksratelvirus. Ook voldoende aanvoer van organische stof en/of de toepassing van een granulaat kan de schade beperken.
Chemische ontsmetting: liever niet
Indien nodig is een chemische grondontsmetting eens in de vijf jaar toegestaan. Hoek prefereert andere maatregelen vóór deze vorm van ontsmetting. 'Een chemische ontsmetting is met 700 tot 800 euro erg duur en je vernietigt veel nuttig bodemleven', legt hij uit.
Een juist gekozen voorteelt (slechte waardplant) kan de aaltjespopulatie volgens hem e
vengoed terugdringen. Luzerne gaf in een oud onderzoek dezelfde schadevermindering als een granulaat. Hoek: 'Ik zeg niet dat akkerbouwers luzerne moeten gaan telen. Maar ook een beter renderend gewas als tulpen kunnen vrijlevende aaltjes terugdringen.'
Tekst: Franka Loman
Beeld: PPO