Minder ziektedruk door inheemse kruidenranden
Als onderdeel van het Europese project Beespoke is er in het gebied van het Friese agrarisch collectief De Waadrâne de afgelopen drie jaar onderzocht hoe bloemenstroken met inheemse kruiden zich ontwikkelen. Daarbij is ook bekeken wat het effect van de stroken is op insecten biodiversiteit, op bestuiving en het voorkomen van plaaginsecten in gewassen.
Deelnemende akkerbouwers hebben de akkerranden één keer per jaar aan het einde van de zomer gemaaid en het maaisel afgevoerd, wat door het lange gewas soms een uitdaging was om dit met eigen materieel te doen. Hakselen was uiteindelijk de meest effectieve manier. Positief vonden zij dat de stroken relatief weinig onderhoud vergden, de ziektedruk in gewassen, ondanks het niet spuiten, niet hoog leek en dat probleemsoorten en gras vrij weinig voorkwamen. Deelnemend akkerbouwer Goasse Venema was blij dat er in de aangrenzende percelen met gewassen weinig sporen van zaden of planten vanuit de bloemenrand door hem werden aangetroffen.
Proefopzet
In de bloemenstroken werd een mengsel van 28 gebiedseigen en in het landschap passende soorten bloemen in het voorjaar van 2020 ingezaaid. Dat gebeurde op acht stroken bij verschillende akkerbouwers in het gebied. Onderzoekers van hogeschool Van Hall Larenstein en van Cruydt-Hoeck, producent van inheemse wilde plantenzaden, hebben vervolgens de afgelopen drie jaar gekeken welke insecten er voorkwamen. Ook hebben zij metingen verricht in verschillende gewassen die naast de stroken geteeld werden, en niet met insecticiden zijn behandeld.
Ondanks de droge zomer van 2020 en een lastige groeistart zijn uiteindelijk alle 28 gezaaide soorten in minimaal één van de drie jaren opgekomen. Daarnaast zijn er 87 niet gezaaide soorten gevonden, die opkwamen vanuit zaad dat nog in de grond zat of op een andere wijze in de stroken kwamen. Probleemsoorten kwamen zelden voor en kregen niet de overhand.
Insecten
In kleurvallen voor bloem bezoekende insecten werden de hoogste aantallen insecten aangetroffen in de bloemenstroken. Hier werd meer dan de helft en een grote diversiteit aan insecten gevangen. In de gewassen zelf werd meer dan een kwart van het totaal aangetroffen en de rest in de andere begrenzing van het perceel. Ook op basis van handvangsten door een insectenexpert en plakvallen voor algemene vliegende insecten was dat patroon vergelijkbaar. Naast bloemenranden waren slootkanten ook erg biodivers en vol met functionele insecten. Een conclusie van de onderzoekers is dan ook dat bloemenstroken op de Friese klei een welkome aanvulling zijn voor insecten in het algemeen, maar specifiek ook voor bloem bezoekende insecten, als bestuivers, en als natuurlijke vijanden van ziekte gerelateerde insecten in gewassen.
Verbindend landschap
Hoofdonderzoeker Arjen Strijkstra is gelukkig met de uitkomsten en ook met de samenwerking met de Friese akkerbouwers. „Samen werken naar een multifunctioneel en verbindend landschap is een must voor de toekomst. We moeten gezamenlijk kijken naar het verhogen van de mogelijkheden voor natuurlijke processen.” Strijkstra lijkt het dan ook goed om in de nabije toekomst te kijken wat de effecten zijn van toepassing van bloemstroken en andere landschapselementen als verbindende biodiversiteitsdragers voor functionele insecten bij grootschaligere percelen.
Tekst: Simon Spriensma
Beeld: Beespoke