Column: Erik Arts: Modern noaberschap
Daar stopt mijn interesse echter niet. In de zomer en in het najaar werk ik op mijn eigen akkerbouwbedrijf en help ik collega’s op het land of in de stal. Daarnaast verdiep ik mij in het verloop van de markten van akkerbouwgewassen en realiseer ik samen met de akkerbouwer een slimme afzetstrategie. Eentje die past bij zijn bedrijf. Dat doen we niet alleen voorafgaand aan de teelt, maar ook in de loop van het bewaarseizoen. In een volgende column kom ik hier vast nog eens op terug.
Terug naar afgelopen najaar
Nu wil ik het toch echt hebben over noaberschap. Voor de aanleiding daarvoor grijp ik terug naar afgelopen najaar. Ik hoef je er vast niet aan te herinneren dat dit een natte periode was die van iedereen het maximale vergde, zowel lichamelijk als geestelijk. Er volgde een winter waarin ik veel verhalen hoorde die mij deden denken aan noaberschap.
In december moest een aardappelteler nog een groot gedeelte van zijn aardappelen rooien. Een vervelende situatie waarin hij het eigenlijk niet meer zag zitten. Een collega-akkerbouwer en vriend kreeg dit in de gaten en nam een besluit. Toen de weersomstandigheden verbeterden, regelde de vriend twee 4-rijers. Ook regelde hij een andere stortbak, want het exemplaar van de aardappelteler was niet geschikt voor de zware omstandigheden.
Ze konden aan de slag. Na een paar dagen rooien, lagen de aardappelen netjes in de schuur. Er werd opgelucht ademgehaald en er kon weer worden gelachen. Was de vriend gevraagd? Nee. Moest hij dit doen? Nee. En toch deed hij het. Wat mij betreft een mooi voorbeeld van noaberschap.
Moest hij het doen? Nee. En toch deed hij het.
Zo ook een vaste ploeg die eindelijk rustig warm kon eten nadat een aantal goedgezinde mensen bij elkaar kwamen om de bediening van trekkers en rooiers over te nemen. Of een paar buren die werden gevraagd om gauw de inbrenglijn van de ene bewaarlocatie naar de andere te brengen, zodat de rooimachine nauwelijks stil hoefde te staan.
In de huidige maatschappij zie ik steeds meer ‘ieder voor zich’. Het doet me dan goed dat mensen elkaar toch blijven helpen wanneer dat nodig is. Ook ik heb ervaren dat het niet fijn is om lange dagen te maken waarop je ieder rondje van de rooier af moet om de vette klei uit de machine te steken om verder te kunnen. Dan kies ik ook liever voor een biertje op de bank met mijn vrouw.
Noaberschap tussen akkerbouwer en veehouder?
Met collega’s van Countus discussieer ik regelmatig over het verschil tussen de veehouderij en de akkerbouw. Het ziet ernaar uit dat akkerbouwers de komende jaren redelijk goed verdienen. Voor veehouders ligt dit vanwege de nodige wet- en regelgeving iets anders, maar ook hier hebben we elkaar nodig. De akkerbouwer wil organische stof en relatief goedkope meststoffen aanvoeren én hij wil meer oppervlakte voor intensieve gewassen. De veehouder wil graag grond hebben om mest af te voeren. Kan dit een vorm van (modern) noaberschap zijn?
Ik hoop dat je de ander blijft helpen. Misschien ook wel onder minder urgente omstandigheden. In december hielp ik een collega veehouder een aantal keer met voeren, omdat hij zelf geopereerd was. Na afloop kreeg ik een bedankkaartje.
Heb jij ook invulling gegeven aan noaberschap? Dan wil ik je namens de geholpene enorm bedanken. En blijf het doen!