Nederland vraagt in EU voor meer genuanceerde beoordeling waterkwaliteit, maar wil oude systematiek niet kwijt
Het probleem met de huidige beoordelingssystematiek is dat die volgens het ‘One out, all out’-principe gaat. Er zijn rond de honderd doelen gesteld aan oppervlaktewateren: van een maximale aanwezigheid van verschillende chemische stoffen tot de aanwezigheid van verschillende soorten dieren. Een sloot of plas voldoet enkel aan de normen van de KRW als het aan al die verschillende doelen voldoet. Anders wordt het waterlichaam gekwalificeerd als ‘niet voldoenend aan de norm’, en dan maakt het niet uit of het gaat om een forse verontreiniging of het net niet halen van één doel.
Door deze systematiek blijft het overgrote deel van de Nederlandse oppervlaktewateren niet voldoen aan de normen van de KRW, stelt Harbers, en wordt de verbetering van de kwaliteit daarvan niet zichtbaar. Het Nederlandse oppervlaktewater voldoet aan ongeveer driekwart van de doelstellingen, maar omdat er overal wel een of twee doelen zijn die niet worden gehaald, blijven die wateren geclassificeerd als onvoldoende. Bovendien gaat dit nog erger worden, omdat de Europese Commissie van plan is om nieuwe doelen toe te voegen.
Tweede maatstaf
Daarom stelt Harbers, samen met Oostenrijk, Duitsland, Denemarken, Finland en Luxemburg, voor om naast die ‘one out, all out’-benadering ook een tweede maatstaf te gebruiken, waarin de verbetering van de waterkwaliteit zichtbaar is, ook al voldoet het water niet aan alle doelstellingen.
Tegelijk wil de minister de ‘one out, all out’-benadering ook behouden. Het helemaal schrappen daarvan is onwenselijk, schrijft hij, omdat Nederland een benedenstroomse lidstaat is, en er daarom extra belang bij heeft dat de buurlanden al de doelen blijven nastreven. Ook ziet hij geen steun van de andere lidstaten voor het schrappen van die benadering.