ICM in de praktijk: hoe dan?
Begin bij de bodem
Een goede ICM-aanpak begint al bij het opstellen van een bouwplan, met de keuze voor de vruchtopvolging. Lein de Visser, adviseur akkerbouw bij CZAV: „Het gaat hierbij om de juiste evenwichten te creëren vanuit de bodem, zodat bodemgebonden ziekten en plagen onder controle blijven. Denk daarbij ook aan de verhouding rooigewassen ten opzichte van maaigewassen en de groenbemesting.”
Bemestingsplan opstellen
Lein de Visser: „Begin voor het groeiseizoen met het vergaren van informatie. Neem bodemanalyses om te kijken hoe de verhouding in de bodem zit tussen de fysische, chemische en biologische kenmerken van de percelen. Kijk daarnaast ook zelf in de bodem hoe het eruitziet, dat kan door een profielkuil te graven. Stel jezelf de volgende vragen: „Hoe zit het met de vertering van gewasresten? Hoe ziet de verkruimeling eruit? Zitten er verdichte lagen in de bodem? Op welke diepte?” Aan de hand van deze informatie kunnen er keuzes gemaakt worden om de juiste evenwichten te krijgen en de bodem in een optimale conditie te brengen. Vervolgens kun je samen met je CZAV-adviseur een gedegen bemestingsplan opstellen.
Analyses maken
Zijn er bodemgebonden ziekten en plagen op je bedrijf, breng deze dan ook goed in kaart met analyses. Met je CZAV-adviseur kun je gerichter overleggen hoe je dit het best kunt aanpakken. Welke gewassen en rassen zijn geschikt? Welke teeltvolgorde heeft de hoogste slagingskans en kan de ziekte of plaag verminderen? Ook hierbij gaat het om evenwicht.
Evaluatie teeltseizoen
Voor de teelt aanvangt, is het belangrijk om de aanpak van de gewasverzorging door te spreken met jouw CZAV-adviseur. Wat hebben we van afgelopen jaar geleerd? Wat ging er goed en wat niet? Welke ziekten en plagen komen er voor in jouw gewassen? Hoe kunnen we voorkomen dat deze toeslaan? Met welke externe factoren, zoals het weer, moeten we rekening houden? Wordt het steeds extremer? Hoe gaan we daar dan mee om? Door al deze vragen te bespreken, kom je samen tot een geïntegreerd gewasbeschermingsplan.
Observeren en leren
„Tijdens het groeiseizoen ga je de gewassen observeren. Kijk niet alleen naar bovengrondse gewasontwikkeling, maar ook onder de grond. Spreek met je adviseur periodiek af om dit samen te doen, dan kun je afstemmen wat er nodig is. Waar moet je op ingrijpen of wat is er nodig? Maak hierbij ook gebruik van beslissingsondersteunende systemen (BOS-systemen), bijvoorbeeld voor Phytophthora en valse meeldauw. Weet je dat ritnaalden een probleem kunnen vormen, gebruik dan de kniptormonitoring in grassen en granen. Dan kun je op het juiste moment ingrijpen door de cyclus te doorbreken. Is beregenen een optie en wordt er een droge periode afgegeven, zet dan vochtsensoren in om het juiste tijdstip en de hoeveelheid te bepalen. Dit kan bijvoorbeeld met de Farm21-sensoren die CZAV in het assortiment heeft”, aldus Lein de Visser.
Vervolgplan
Ga voor de start van de zomer ook al nadenken over volgend jaar. Welk gewas komt er dan? Graaf opnieuw een profielkuil. Wat is het verschil in vergelijking met de aanvang van het vorige teelseizoen? Zit die verdichte laag er nog steeds? Is het gewas er doorheen gekomen of blijven de wortels juist op die diepte steken? Maak deze beoordeling ook samen met jouw CZAV-adviseur, zodat er een vervolgplan kan worden gemaakt. Met in het achterhoofd de kennis van de ziekten en plagen op het bedrijf, kan er dan een keuze gemaakt worden voor de juiste groenbemesting.